[Deventer, Julius Christiaan van]
DEVENTER (Julius Christiaan van), geb. te Amersfoort 10 Sept. 1824, overl. te Dordrecht 14 Mei 1892, zoon van Julius Christiaan van Deventer en Susanna Julie Laurillard, studeerde eerst te Leiden, daarna te Utrecht, promoveerde aldaar in de letteren en werd achtereenvolgens gouverneur bij den graaf van Limburg Stirum te Hollum, waarnemend praeceptor aan het gymnasium te Utrecht, collaborateur aan dat te Arnhem, conrector aan de latijnsche school te Amersfoort en kwam daarna in 1853 in gelijke betrekking te Dordrecht. Bij de oprichting der Hoogere Burgerschool aldaar, 9 Sept. 1865, aanvaardde van Deventer de betrekking van directeur, tevens belast met het onderwijs in nederl. taal en letterkunde. Gedurende 27 jaren wijdde hij zich met groote toewijding aan zijn taak, tevens den tijd vindende tot beoefening der letteren. Hij was jaren lang redacteur der Wetenschappelijke Bladen, medewerker aan verschillende tijdschriften als de Tijdspiegel en de Ned Spectator en vertaalde een reeks buitenlandsche klassieke werken als: Claudius' Wansbecker bode, Wielands Abderieten, Terentius, Kingsley's Jason, Perseus en Theseus, Wagner's Hellas, G. Freitags Debet en Credit, G. Eliots Romola, Thackeray, A. Trollope's Claverings en Wie heeft gelijk, Macaulay 's Geschiedenis van Engeland en H. Taine's Vijf portretten.
Van Deventer was gehuwd met Anna Maria