Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1
(1911)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 641]
| |
boekhandelaar, lid van den gemeenteraad, en Bastiana Cornelia Mentz. Het gezin verhuisde Mei 1862 naar Arnhem. Daar ontving de knaap spoedig muziek-onderricht van den heer Meyroos, die zijn goeden aanleg opmerkte, en van den heer Godron waarna hij bij August Lindner en Johann Bott te Hannover verder studeerde en zijne muzikale opleiding voltooide bij prof. Heckmann te Keulen, die hem te vergeefs uitnoodigde om tweede violist te worden van het destijds beroemde Heckmann-kwartet. Naar het vaderland teruggekeerd, werd C. spoedig benoemd tot leeraar aan de muziekschool en tot concertmeester en tweeden directeur van de Ceciliaconcerten te Arnhem, later tot directeur van de afdeelingen Arnhem en Zutphen der Maatschappij van Toonkunst, welke betrekkingen hij met liefde en ijver vervuld heeft, zoolang zijne gezondheid het toeliet. Hij heeft veel gecomponeerd, waaronder eene Suite voor orkest, een Ballade voor koor, soli en orkest: Ritter Olaf (bekroond door de Nederl. Toonk.-Vereeniging), een concert-aria voor alt met orkest: Iphigenie auf Tauris, en vele liederen, waarvan de oudhollandsche Liedekens van Sceiden populair zijn geworden. Al zijne werkjes gaven blijk van een wel eenvoudig maar toch sympathiek talent. Hij vermaakte aan de afdeeling Arnhem der Maatschappij van Toonkunst ƒ 10.000, om de renten te doen strekken voor zoo luisterrijk mogelijke uitvoeringen van Haydn 's oratorium Die Jahreszeiten. Zijn portret in phototypie komt voor op het programma zijner muzikale gedachtenisviering te Arnhem 1902. Bruinvis |
|