[Cloppenburch, Jan Evertsz. (2)]
CLOPPENBURCH (Jan Evertsz.) (2), geb. 1571 te Ruinen, overl. 1648 te Amsterdam, jongere broeder van den voorg. was reeds in 1589 boekbinder te Amsterdam, en trouwde Sept. 1597 met Annetjen Pietersdochter. Hij woonde toen in 't Servetsteegje, en had reeds een paar boeken uitgegeven, in 1589 het bekende werk van Guydo de Bres, De Wortel, den oorspronck ende het Fundament der Wederdooperen, in 1592 een vermeerderden druk van het bekende doopsgezinde martelaarshoekje: het Offer des Heeren. Zijn uithangteeken was ‘in de Chronijcke van Hollandt’, zijn uitgeversmerk een burg en twee mannen, die aankloppen, met het omschrift: ‘Siet ick sta aen de deure ende cloppe. Apoc. 3 v. 20’. Dit merk is tot het einde toe in zijne uitgaven gebruikt, maar zijn adres en uithangteeken zijn tweemaal veranderd. Zijne verdere uitgaven zijn meest streng gereformeerd, vertalingen naar Calvijn en Beza en het bekende Tafereel der religionsverschillen van Marnix. Deze uitgaven (1598 tot 1604) hehben het adres ‘op 't Water in den groten Bibel’, een enkel maal ‘bij den ouden Bijbel, in den grooten Bijbel,’ wat reeds wijst op een nauwe aansluiting aan den grooten gereformeerden uitgever Laurens Jacobsz. ‘in den Bijbel’ wiens opvolger hij daarna werd.
Hij kocht in 1604 van Jan Hendricksz. Spyckervat het huis genaamt ‘het Spyckervat’, en plaatste daarin als nieuw gevelteeken ‘Cloppenburg en de Bijbel’, eene verbinding van de merkteekens van hem zelven en van Laurens Jacobsz., die hij voortaan beide bij afwisseling, soms ook verbonden, in zijn uitgaven plaatste. Een groote reeks belangrijke werken is van dezen winkel uitgegaan, vooral bijbeluitgaven en gereformeerde werkjes, zooals de vertaalde traktaatjes van den engelschen godgeleerde Perkins. Eene drukkerij is aan deze zaak niet verbonden geweest. Een van zijn zoons, Evert Jansz. C., gewoonlijk Everhardus genoemd, heeft het vak van den vader ter hand genomen; we vinden hem in 1631 als uitgever gevestigd, in 1640 volgde hij in de bijbelzaak op, en de vader, nu 69 jaar oud, hertrouwde met Suzanna Aerssen, weduwe van Guill. Hendricksz., wonende te Beverwijk. Everhardus stierf in 1642, de zaak werd nog korten tijd door zijne weduwe Arna Sweerts voortgezet, die nog in 1644 eene belangrijke uitgaaf bezorgde. Jan Evertsz. zelf overleefde den zoon en de zaak, hij werd begraven 3 Oct. 1648.