[Cabeliau, Jacob]
CABELIAU (Jacob), heer van Mulhem, zoon van Jacob C., van Gent, en Margaretha van Rulyn. Reeds vroeg de zaak der vrijheid en den hervormden godsdienst toegedaan, vinden wij hem onder de Watergeuzen bij de inneming van den Briel. Volgens van Haren, de Geusen, derde zang, hadden hij en van Swieten ‘Leidens Rijn’ verlaten om zich bij de Geuzen te voegen. Hij behoorde tot de beste hoplieden van Lumey en tot hen, die den Briel na plundering niet wilden verlaten maar de stad voor den prins van Oranje behouden. Zoodra Enkhuizen zich voor den opstand verklaard had, werd hij met zijn vendel en eenige andere hoplieden door zijn chef derwaarts gezonden. Het gelukte hem het door de Spanjaarden bezette kasteel van Medemblik te vermeesteren, en hij werd toen door den Prins tot gouverneur dier stad aangesteld. Kort daarna werd hij door onderhandeling ook Hoorn meester. Toen hij een burgerszoon van Medemblik, die over de wallen was geklommen, had doen gevangen nemen, ontstond 16 Nov. 1572 een hevig oproer, waarbij de burgers vele soldaten deden vluchten en zelfs Cabeliau, die op het kasteel geweken was, dwongen het te verlaten. Gelukkig kwamen 2 commissarissen van den Prins den hoog gerezen twist beslechten.
In den winter tijdens de belegering van Haarlem werd hij met zijn krijgsvolk naar Alkmaar gezonden, maar daar niet ingelaten. Wel besloot de vroedschap 1 Jan. 1573 zijn volk met graan en geld te steunen. 's Prinsen troepen verschansten zich te Egmond-binnen, van waar Cabeliau en 4 andere hoplieden 7 Maart een schrijven aan Sonoy te Enkhuizen richtten. Op den dag van den val van Haarlem vermaande de Prins de regeering van Alkmaar schriftelijk Cabeliau, door hem tot gouverneur der stad benoemd, met zijn vendel in te nemen; maar men weifelde tot 16 Juli, toen de Spanjaarden reeds zeer nabij waren en de kloeke houding van burgemeester van Teylingen de poorten deed openen voor de wachtende vendels van Cabeliau, Ruichaver, Hennebaart en Duivel, die terstond den vijand te gemoet trokken en hem tot Heiloo deden deinzen.
Gedurende het 21 Aug. 1573 begonnen beleg van Alkmaar toonde Cabeliau zich een wakker bevelhebber. Toen, begin September, eenige hoplieden, bevreesd voor een ongunstigen afloop, zich, met medeneming van zaken van waarde, door de vijandelijke linie wilden heenslaan, wist hij den moed te verlevendigen en tot volharding in de verdediging te bewegen. In weerwil zijner ziekelijkheid was hij op den bangsten dag van het beleg, 18 Sept., bij de fel hestormde Friesche poort om den strijdenden moed in te spreken. Hij mocht zich 8 October in het ontzet der stad verheugen, maar schijnt sukkelende te zijn gebleven, want 22 Februari 1574 overleed hij, nog gouverneur zijnde, op het zoogenaamde Hoogehuis.
Zie, behalve de algemeene geschiedkundige werken, Navorscher VI (1856) 196.
Bruinvis