later president van den Hoogen Raad, aan wien hij zijn schriftelijke nalatenschap legateerde. Van karakter was hij heftig en niet ongevoelig voor loftuitingen.
Behalve het genoemde schreef hij: Nieuwe oprechte Haegse Mercuur ('s Grav. 1699; herdr. Utr. 1745) (verzameling der Oyevaertjes); Contentio literaria cum A.A. Pagenstechero (Hag. Com. 1701); Ad legem Ἀξίωσις 9 de lege Rhodia de Jactu lib. Sing., et dissert. de Dominio Maris (Hag. Com. 1703) (zeer bekend is hieruit de stelling ‘potestatem terrae finiri, ubi finitur armorum vis’, die thans, dank zij haar rekbaarheid, algemeen als juist wordt erkend); Observationum Juris Romani ll. IV (Lugd. Bat. 1710; 2e dr. 1735; 3e dr. 1749, later met nog 4 boeken vermeerderd Lugd. Bat. 1733; 2e dr. 1750; J.G. Heineccius bezorgde hiervan een nieuwe duitsche uitgave, 1723, herdr. Francof. et Lips., 1739); Opuscula Varii Argumenti (Lugd. Bat. 1719, herdr. 1743 en 1749); Lib. sing. de foro Legatorum (Lugd. Bat. 1721) (naar aanleiding van het veel opzien barend geval met den wegens schulden te 's Gravenhage gearresteerden sleeswijk-holsteinschen gezant de Flohr; in het transch vertaald door J. Barbeyrac (La Haye, 1723 en 1746) en opgenomen in L'ambassadeur et ses fonctions van de Wicquefort (1723); Curae secundae de jure occidendi et exponendi liberos apud veteres Romanos. Ad V. Cl. Ger. Noodt (Lugd. Bat. 1723); Quaestionum Juris Publici ll. IV (Lugd. Bat. 1737; 2e dr. 1751); in het nederl. vertaald door Matth. de Ruuscher (Leyd. 1739 en 1740) en in het engelsch door P.S. du Ponceau (Philad. 1810); Quaestionum Juris Privati ll. IV (Lugd. Bat. 1744, door zijn schoonzoon Pauw uitgeg.). Verzamelde uitg.: Opera Minora (Lugd. Bat. 1730, 2e dr. 1744) en twee
folio-uitg. der Opera Omnia (te Genève 1761 van B.Ph. Vicat en Lugd. Bat. 1767). Ongedrukt: Corpus Juris Holl. et Zelandici; Observationes Tumultuariae en vele brieven.
Zijn in 1731 anoniem geschilderd portret is in het bezit van het Zeeuwsch Genootschap te Middelburg, dat wat in 1732 door Ph. van Dijk geschilderd en hiernaar door Jac. Houbraken gegraveerd is, bevindt zich bij Jhr. Rethaan Macaré
Zie. Praefatio voor Vicat's uitgave; Jugler, Beitr. zur jur. Biogr. I, 24 vlgg.; VI, 312 vlgg.; J.H. Philipse, Oratio de Cornelio Bijnkershoekio in Annales Acad. Gron. 1821-22; O.W. Star Numan, Cornelis van Bijnkershoek, zijn leven en zijne geschriften (Diss. Leiden 1869), zeer uitvoerig met volledige bibliographie, fragin. correspondentie en literatuur.
van Kuyk