dienst verloren ging. Behalve zijn eigen zaken beheerde hij de zoutketen, scheepstimmerwerven, reederijen en andere goederen van zijn schoonvader Semeyns, die bij het ontvluchten der geloofsvervolging naar Emden, alles aan hem overliet. Middelerwijl ijverde B. in het geheim voor het hervormde geloof en voor afschudding van het spaansche juk en belaste hij zich met de geheime collecte voor de krijgskas van den Prins van Oranje. In 1570 ontving hij Commissie van den Prins om Enkhuizen zijne zijde te doen kiezen; daartoe aangezocht door Sonoy en Reinier Cant, den lateren burgemeester van Amsterdam, ondernam hij in het begin van het jaar 1572 verscheidene reizen naar het buitenland in het belang der goede zaak; hij bezocht la Rochelle, tweemalen Wesel en 9 à 10 malen Emden, waar hij samentrof met Mr. Jacob van Wezenbeke. Nadat de prins hem bij commissiebrief van 20 April 1572 te Dillenburg (in extenso opgenomen in Brandt, Historie van Enkhuizen) gemachtigd had om zich van de stad Enkhuizen en van de daaromtrent liggende schepen te verzekeren, nam hij heimelijk eenig krijgsvolk in dienst onder den luitenant Meinert Ariaensz. en verborg dat gedeeltelijk in eigen huis, gedeeltelijk in de Streek tusschen Enkhuizen en Hoorn, waarbij de burgemeester van Grootebroek, Claes Jansz., hem behulpzaam was, evenals zijn eenige zuster Meinu Buyskes, getrouwd met Herke Pietersz., brouwer te Bovenkarspel. Hij belette aan Faulus van Loo, drossaard van Muiden, met een karveelschip met krijgsvolk de stad binnen te komen en bewerkte, dat dit vaartuig ijlings vertrok, en geene bezetting noch van spaansche noch van prinselijke zijde in Enkhuizen werd ingenomen. Hoe verder de omwenteling tot stand kwam en de oranjevaandels op Woensdag 21 Mei
1572 werden uitgestoken, wordt uitvoerig vermeld door Brandt. Buyskes was aanvankelijk in naam overste of waarnemend gouverneur. Op 28 Mei werd de eed gedaan door de wettig gekozen nieuwe burgemeesters. Eerst 2 Juni kwam Sonoy, uit Bremen ontboden, in de stad.
Buyskes was in deze moeilijke dagen doortastend en gematigd en bewoog de burgerij, bij wie zijn woord ingang vond, tot kalmte. De nieuwe stadsregeering nam dadelijk maatregelen ter verdediging tegen mogelijke aanslagen van buiten zoowel als van binnen, doch daar de stadskas ledig was en sommige burgers oproerig waren en dreigden de stad weer papist te maken, als zij geen geld kregen, betaalde B. zelf uit eigen familiebeurs ƒ 300 voor een week soldij aan het vendel van hopman Willem Sieuwertsz. De uit het Vlie te hulp geroepen geuzen wijdden hun aankomst in met daden van vrijbuiterij, waarvan B. de lastige gevolgen ondervond. Met de verandering der regeering werd B. het eerst tot burgemeester aangesteld, welk ambt hij afwisselend heeft bekleed tot 1597.
De Prins bezocht in het najaar van 1572 Enkbuizen voor de eerste maal. In benarde omstandigheden te Kampen aangekomen 20 Oct., deed hij de reis over de Zuiderzee, begeleid door van Enkhuizen hem toegezonden schepen onder bevel van Buyskes, en werd hartelijk ontvangen. Volgens het Memoriaal der Semeynen nam de Prins zijn intrek bij Meinert Semeyns, den zwager van Buyskes en zijn bij die gelegenheid door de familie de ƒ 16000 geschonken, mede in het memoriaal vermeld.
Op ontvangst der tijding, dat in Spanje, een vloot werd uitgerust tegen de Nederlanden, werden in 1574 allerwege maatregelen genomen tegen het inkomen van vijandelijke schepen, zooals