[Buyskes, Pieter]
BUYSKES (Pieter), rechtsgeleerde, geb. 31 Oct. 1794 aan den Helder en overl. 14 Dec. 1863 te 's Gravenhage, zoon van den admiraal Arnold Adriaan Buyskes en Eva Clasina van Romond (kol. 527). Hij ontving zijn opleiding tot de academische lessen van den predikant te Beverwijk, Wigeri. Gereed om zich naar de hoogeschool te begeven, werd hij door Napoleon benoemd tot Garde d'honneur, bestemd voor het 2e regiment cavalerie te Metz. Maar zijn vader, een man van veel invloed, wist die benoeming te veranderen in een aanstelling tot ‘aspirant der marine,’ waarna de zoon zijn tijd rustig te Parijs kon doorbrengen; hij was hier o.a. getuige van den intocht der verbonden mogendheden. Weldra naar het vaderland teruggekeerd, kon Buyskes zich in Juni 1814 als student aan de leidsche hoogeschool doen inschrijven. Het volgend jaar maakte hij voor eenige weken den veldtocht tegen de Franschen mee, met de compagnie leidsche jagers onder bevel van kapitein Trip. Na Waterloo hervatte hij zijn studie en promoveerde in 1818 in de rechten op een dissertatie de Crimine flagellatae annonae. Als advocaat vestigde B. zich eerst in den Haag, later in Haarlem, waar hij in 1820 in 't huwelijk trad met Helena Elizabeth Enschedé, die hem in 1846 door den dood ontviel. In 1826 werd hij rechter en 't volgend jaar officier van justitie bij de rechtbank te Alkmaar, waar hij om zijn bekwaamheid en degelijkheid algemeen geacht was en weldra tot lid van den stedelijken raad gekozen werd. In 1833 tot officier van justitie te Leiden benoemd, werd hij in 1842 tot president van de arr. rechtbank aldaar bevorderd, terwijl hij ook te Leiden zich tot lid van den gemeenteraad en vele andere betrekkingen gekozen zag. In 1844 werd hij raadsheer in 't provinciaal
gerechtshof van Zuid-Holland en vijf jaar later vice-predident van datzelfde lichaam. Tevens werd hij in den Haag tot lid van den gemeenteraad en andere bedieningen gekozen. Buyskes stond bekend als een zeer bekwaam jurist.
Zie: Levensber. Letterk. 1864, 125.
Zuidema