[Burgt, Franciscus Petrus van de]
BURGT (Franciscus Petrus van de), geb. te Uden 12 Febr. 1825, overl. te Rijsenburg 14 Mei 1896; volbracht zijn studiën te Leuven, waar hij baccalaureus in de godgeleerdheid werd. Na de priesterwijding, te Mechelen ontvangen 2 Juni 1849, volgde 1 Mrt. 1850 de benoeming tot hoogleeraar in het kerkelijk recht aan het seminarie Warmond. Van Oct. 1854 tot Aug. 1857 gaf hij theologie te Kuilenburg; 7 Oct. d.a.v. trad hij in het pas opgerichte seminarie Rijsenburg op als hoogleeraar in het kerkelijk recht en in de dogmatiek. Sedert 8 Dec. 1858 was hij kanunnik theologaal, sedert 23 Nov. 1877 proost van het metropolitaan kapittel. Na zijn benoeming tot president van het seminarie (8 Sept. 1860) werd voor de dogmatiek aangewezen professor G.M. Jansen, zoodat v.d. Burgt nu uitsluitend kerkelijk recht gaf. Zijn breed opgezette geschriften munten uit door grondige, scherpzinnige, heldere uiteenzetting. De twee werken over het huwelijksrecht worden door pater Wernz, Jus Decretal. (Romae 1904) IV, 19 hoog geroemd. Zijn groote verdiensten werden erkend door de benoeming tot geheim kamerheer (2 Juni 1874) en huisprelaat van Z.H. den Paus, (2 Juni 1889). Na het overlijden van Mgr. Wensing (2 Febr. 1880) werd hij benoemd tot voorzitter van het Archief v.d. gesch. v.h. Aartsbisdom Utrecht. Van 22 Sept. 1882-25 April 1883 en van 5 April 1895-29 Juli 1895 trad hij, na den dood van Mgr. Schaepman en Mgr. Snickers, op als vicaris capitularis sede vacante. Mgr. Snickers benoemde hem 13 Mei 1891, diens opvolger Mgr. v.d. Wetering 29 Juli 1895 tot vicaris-generaal. Hij werd begraven op het kerkhof van het seminarie te Rijsenburg. De lijkrede werd uitgesproken door