wordt hij conrector te Zwolle genoemd. Inmiddels had hij een reis door Duitschland gemaakt en Keulen bezocht, waar in 1601 zijn eerste geschrift het licht zag. In Zwolle als advocaat gevestigd, kreeg hij een grooten naam en werd in 1605 met Everhard ter Stege en Jan Wolfsen belast met het nazien van het ontwerp-Stadboek van Zigher ter Steghe. Tevens trad hij op als burgemeester. In 1606 werd hij door Marcus Lycklama aanbevolen als opvolger van zijn leermeester Schotanus, maar werd ten slotte niet benoemd. Vier jaar later echter zag hij zich als opvolger van Lycklama, die tot grietman benoemd was, aangewezen. Zeven jaren lang bekleedde hij met veel lof den hoogleeraarszetel en heeft vooral de aandacht op zich gevestigd door naast zijn eigenlijk vak van onderwijs, de Pandecten, als eerste juridische hoogl. de politica te onderwijzen, en daarover disputen te houden. Waarschijnlijk werd hij hiertoe gebracht door het miscrediet, waarin de Veno, die sinds 1602 als prof. ethices et physices ook dit vak doceerde, geraakte. Vooral ook op verzoek zijner leerlingen, zooals uit de voorrede blijkt, stelde hij in beknopten maar bondigen vorm een algemeene staatsleer samen (± 100 blz.), die als eerste geschrift van een Nederlander daarover en in zeker opzicht als voorlooper van de Groot's geschriften te beschouwen is. Tot aanvulling verscheen een bundel disputen onder hem daarover gehouden. Na het optreden in 1615 van prof. Andreae werden deze colleges weder gestaakt. De richting van zijn staatsrechtelijk onderwijs wordt het best gekend uit deze definitie: ‘Politica est doctrina reipublicae rite tractandae; est nempe magis practica quam speculativa’.
Zijn voornaamste geschriften zijn: Tractatus de annuis reditibus (Col. 1601) (opgedragen aan de Staten van Overijsel, die hem daarvoor ƒ 50 vereerden); Subtiliorum juris, id est subtilium dissert. Academ. de jure theorico ll. VII (Col. 1604; herdrukt Fran. 1612); De officio judicis lib. singul. (Fran. 1603; herdr. Lugd. Bat. 1610); Comment. in universas Pandectas cum differentiis juris canonici et consuetudinum Germaniae (Zwolle en Fran. 1608-14, 2 dln.; herdr. Deventer 1656); De republica ll. III, quibus tota Politicae ratio nova et succincta methodo ingenuae eiusdem praxi applicatur (Fran. 1613; herdr. Francof. 1626); Illustrium Disquisitionum politicarum liber, quo quaestiones politicae seu ejus quae est de gerendae reipublicae ratione, XVII disp. explicantur (Fran. 1613). Zijn geschilderd portret is in het stadhuis te Franeker.
Zie: Boeles, Friesl. Hoogeschool II, 87-88, 839; L. de Hartog in N. Bijdr. Regtsg. en Wetg. 1882, 474-534; A. Telting, Stadr. v. Steenwijk xi en 258; Bijdr. Geschiedenis v. Overijssel V, 216; Elias, Vroedsch. Amsterdam II, 716.
van Kuyk