[Bronckhorst en Batenburg, Dirk en Gijsbert van]
BRONCKHORST en BATENBURG (Dirk en Gijsbert van), zonen van Herman en Petronella van Praet, broeders van Karel (kol. 478) en Willem (kol. 479), onthoofd 1 Juni 1568. Zij teekenden beiden het Verbond der Edelen, de eerste op aandrang van Jan van Marnix, heer van Tholouse, woonden de vergadering van St. Truijen bij en begaven zich in dienst van hun neef Hendrik van Brederode met het doel om zich van eenige steden meester te maken; na de bloedige nederlaag van Austruweel, 5 Maart 1567, viel hun leger uiteen. Beiden namen de predikanten en hervormde kooplieden in bescherming. In 1568 kwamen zij te Amsterdam, daags nadat Brederode van daar vertrokken was. Met hun volk maakten zij een valsch alarm aan de eene stadspoort om door een andere binnen te komen, doch hun moeite was vergeefsch, daar zelfs de hervormden besloten hadden hen buiten te houden.
Van Amsterdam voerden zij hun volk over het IJ naar West-Friesland, namen te Hoorn het besluit om naar Friesland over te steken en naar Emden te vluchten, daar zij zagen, dat het met de zaak van den opstand zeer treurig stond. Zij werden echter door den schipper, die hen overvoerde, verraden aan Ernst Mulert, schout van Hasselt, naar Harlingen gebracht en van daar naar Brussel gevoerd, waar zij werden onthoofd. Beider portretten zijn gegraveerd door H. Goltzius, het meest bekend door de copieën, die J. Houbraken hier weer naar gegraveerd heeft.
Flament