rang den tocht naar Rusland mede en geraakte daarbij in krijgsgevangenschap.
In 1814 werd hij benoemd tot 1en luit., in 1815 tot kapt. der inf.; in 1823 overgepl. naar Indië, werd hij in 1824 majoor, 1827 luit.-kol., kwam in 1830 met verlof in Ned. en deed daar tot 1836 dienst; inmiddels (1834) buitengewoon tot kolonel bevorderd, keerde hij in 1836 naar Indië terug en werd hij daar in 1841 gep. Kort daarop werd hem de tit.-rang van gen.-maj. verleend.
Hij nam deel aan de krijgsverrichtingen op Sumatra's W.-K. (1823-24), op Zuid-Celebes (1825) en aan den Java-oorlog (1826-30). In dezen laatsten beeft hij een belangrijke rol gespeeld, o.a. bij de onderwerping (1828) van Kjahi Madja, den geestelijken raadsman van Dipa Negara. Hij was ridder M.W.O. 3e kl. Hij huwde 15 Nov. 1836 Anne Caroline barones van Oldenneel tot Heerenhinck.
Zie: P.J.F. Louwen E.S. de Klerck, de Java Oorlog (Bat. 1894-1910, 6 dln.), voor die onderwerping IV, 609 vlg.; Hand. en Geschr., Ind. Gen. III, 376.
Kielstra