Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1
(1911)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 468]
| |
dam 18 Nov. 1803, overl. op het seminarie te Warmond 28 Dec. 1860. Zijne wetenschappelijke vorming ontving hij - na een kort verblijf op het seminarie te Culemborg (1819-1820) - op het seminarie Hageveld onder leiding van den uitstekenden regent C.R.A. van Bommel, die zijn eigenlijke leermeester is geweest. Broere kwam te Hageveld als student in Oct. 1820 (niet 1819 zooals verkeerdelijk opgegeven is), mocht, toen in 1825 de seminariën door koning Willem I opgeheven werden, met twee andere studiegenooten aldaar blijven bij den regent van Bommel 1825-1829, volgde dezen, die in 1829 tot bisschop van Luik benoemd werd, naar het luiksche seminarie, en werd aldaar door mgr. van Bommel priester gewijd 10 Aug. 1830. Naar zijn vaderstad teruggekeerd, ontving Broere nog in het jaar zijner priesterwijding de benoeming tot prof. in de wijsbegeerte aan het klein-seminarie Hageveld, dat juist weder heropend was (14 Juni 1830), en bleef dit amht bekeeden tot 1851. Toen werd hij overgeplaatst naar het groot-seminarie te Warmond, waar hij kerkelijke geschiedenis onderwees tot aan zijn dood in 1860. In 1854 verhief paus Pius IX Broere tot zijn kamerheer; in 1858 werd hij benoemd tot kanunnik van de kathedrale kerk te Haarlem. Broere's dertigjarig professoraat heeft op zijn leerlingen een zelden geëvenaarden invloed uitgeoefend. De oorspronkelijkheid van zijn onderricht - dat wetenschap en kunst en godsvrucht in één diepdoordachte en doorleefde eenheid samenvatte - en daarbij de kinderlijke eenvoud van zijn omgang met hen, bij hun studie en bij hunne uitspanningen, maakten, dat hij in hunne waardeering boven allen uitstond als scherp denker en als zeldzaam groot en edel karakter. Zij dweepten met hem. En dat deze geestdriftige vereering niet onverdiend was, blijkt uit Broere's nagelaten geschriften. Deze geschriften bestaan voor het grootste gedeelte uit artikelen, die zonder onderteekening verschenen zijn in de Katholiek. Van dit ‘godsdienstig, geschied en letterkundig maandschrift’ was Broere medeoprichter in 1842; hij schreef het eerste artikel; tot zijn dood toe bleef hij daar bij tusschenpoozen zijne beschouwingen openbaar maken. De volledige lijst van deze ongeteekende artikelen staat afgedrukt in de Katholiek GI (1892) 55-68. Velerlei onderwerpen en geschriften en personen worden daarin behandeld, maar de wijze van behandeling is doorloopend van beschouwenden en wijsgeerigen aard. Vandaar dat zij van den lezer eenige inspanning vragen en niet altoos gemakkelijk te volgen zijn. Wie zich echter deze inspanning wil getroosten zal spoedig bemerken, dat hij in verkeer is met een diepdenkenden geest, die telkens verrast door verband aan te wijzen, waar het niet vermoed werd, en niet zelden geniale gedachten in een zoo eigen vorm zet, dat zij als in kristalvorm schijnen te fonkelen. Kenmerkend is daarbij, dat Broere altoos de dingen beschouwt in het licht der goddelijke openbaring, zooals die door de katholieke Kerk wordt verkondigd. Wijsbegeerte enkel op zich zelf, buiten de openbaring om, was hem te eng begrensd. Afzonderlijk uitgegeven vlugschriften van Broere's hand zijn: de Brief van den Hoogleeraar M. Siegenbeek aan den Heer Mr. Groen van Prinsterer toegelicht ('s Gravenh. 1840), een verweer tegen Siegenbeek's smadelijke betichting van het onderwijs in de seminariën. Later, tijdens de April-beweging van 1853, verscheen van hem een | |
[pagina 469]
| |
anoniem: Woord van een eenvoudig burgerman bij de tegenwoordige aangelegenheden (Amst. 1853). Maar vooral Een bezadigd woord aan mijne welgezinde protestantsche landgenooten ('s Gravenh. 1853) is een erkend meesterstuk van hooge en edele polemiek in een tijd van felbewogen hartstochten. Ofschoon Broere overigens aan de politiek van den dag praktisch geen aandeel nam, verwijzen toch zoowel Schaepman als Nuyens naar hem als den man, die roomsch en onroomsch in Nederland weder tot het besef heeft gebracht, dat ‘de katholieken een politieke persoonlijkheid uitmaken, die vrijheid vordert’ (Bez. woord, 63). Broere's poëzie is na zijn dood uitgegeven onder den titel: Godichten van Mgr. C. Broere bijeenverzameld voor J.F.A. Leesberg ('s Gravenh. 1880). Mr. Leesberg. studiegenoot en sedert boezemvriend van Broere, voegde bij die uitgave een Levensschets en een Voorwoord over het Heldendicht ‘Constantijn’. De Constantijn namelijk, een heldendicht in oud-klassieken trant, is onvoltooid gebleven in het midden van den negenden zang. Dientengevolge vertoont het gedicht ongelijkmatigheden hier en daar, maar bevat ook gedeelten van zeer hooge en eigenaardige schoonheid. Eene waardeering daarvan is te vinden in de Katholiek van 1883/84. Broere zelf heeft uitgegeven: Gedichten, bij het vijfde eeuwgetij van het mirakel van Amsterdam door C. Broere en P. van der Ploeg, voorafgegaan door het ‘Eeuwgetij’ van J. van Vondel (Amst. 1845). Hij gaf daarin de Bedegang en de Dithyrambe, een dichtstuk, dat éénig is in onze letterkunde: eene beschouwende ‘toelichting’ op deze Dithyrambe schreven H. Derksen O.P. (Amst. 1874) en J.C. Alberdingk Thijm S.J. (Amst. z.j.) in 1892. Van Broere's natuurlijken aanleg voor teekenen schilderkunst getuigen de portretten, die hij aan zijn vrienden vereerde, en de schilderstukken, welke hij voor zijn leerlingen maakte bij hun tooneelvoorstellingen. Ook voor de kapel te Hageveld schilderde Broere als achtergrond van het altaar eene Madonna naar Murillo. Het door hem geschilderd portret van Mgr. van Vree, bisschop van Haarlem, is door D.J. Sluyter in plaat gebracht. Een Nederlander van groote gaven en van zeer buitengewonen invloed op de zijnen is Broere ontegensprekelijk geweest, al telde geen enkel wetenschappelijk of letterkundig genootschap in ons vaderland hem onder hare leden. Bij zijne begrafenis te Warmond sprak mgr. dr. Th. J.H. Borret de lijkrede uit (afgedrukt in de Katholiek XXXIX (1861) 26 v.v.). Nog twee jongere leerlingen voerden het woord bij daarop volgende lijkdiensten: te Amsterdam rector J.A. van den Akker (Lijkrede, Amst. 1861) en op het seminarie Hageveld ‘de jongste ambtgenoot’ P.W. van Oorte (Lijkrede, Amst. 1861). Een zerk met latijnsch opschrift van dr. Th. Borret dekt Broere's grafstede te Warmond en daarachter is een vierkant voetstuk geplaatst van zandsteen met wit marmeren zijstukken, waarvoor L. Royer het bas-relief ontwierp. Broere's buste, door L. Stracké in marmer gebeiteld, siert de voorhal van zijn geliefd Hageveld. Zijn eigenhandig portret heeft in de groote zaal van het seminarie te Warmond een eereplaats en daarnaar is de kopergravure van D.J. Sluyter genomen, die de Levensschets van Leesberg opluistert. Hoofdbron voor Broere's leven en werkzaamheid is deze Levensschets. Ook in de Letterkundige | |
[pagina 470]
| |
Bibliotheek voor katholieken (Tilburg z.j.) besprak M.R. de Brouwer Broere's leven en werken. Over Broere, inzonderheid als kanselredenaar, naar aanleiding van de leerredenen, die van hem afgedrukt staan in de Katholiek, zie Ch. Caeymaex, Monseigneur Broere (Mechelen, z.j.). Ook in dit maandschrift zelf zijn vele artikelen aan Broere's nagedachtenis gewijd (zie: Alphabetische Registers op de Katholiek, 19-20). van Cooth |
|