Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1
(1911)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 467]
| |
Binnenwijzend en Westwoud, waar hij stond tot 1619; daarna te Rotterdam, gest. 1627. Hij was lid der Synoden van 1605 te Alkmaar en van 1607 te Amsterdam, werd gekozen om een geschil te vereffenen met de classis Alkmaar over de vraag of Ursem en Oterleek bij Alkmaar of Hoorn zouden ingedeeld worden (resp. blijven). Hij schreef: Antidotum errorum praecipuorum, comprehensorum in Tractatu de Dec ... et apologetica exegesi d.C. Vorstii, cum responsione placida ad argumenta errores confirmantia (Amst. 1612), waartegen verscheen: Ruycker t'samenghevlochten wt vijf-ende-twintich bloemkens ... vergadert wt seeckeren boeck van Fredericus Broeckerus (1619); Disputatie van 't rechte verstant des 7 cap. des briefs Pauli tot den Rom. ende teghens doctor J. Arminium in zijn Disputatie van den rechten sin des selvighen capittels (Ench. 1613); Corpus theologiae dat is christelijcke religie onder stichtelijcke predicatiën (Amst. 1617). In deze geschriften toont hij zich een fel contraremonstrant en een bestrijder van Vorstius en Arminius. Zie: Visscher en van Langeraad, Protest. Vaderl. I, 621 en 632, waar dezelfde tweemaal voorkomt; Veeris en de Pauw, Vern. Kerkel. Alphabeth 34; Kerkel. Handboek 1907, Bijl. 152; 1908, Bijl. 149; H.C. Rogge, Bibl. der Contra-Rem. Geschr. (Amst. 1866) 79; dezelfde, Joh. Wtenbogaert III 226, aant. 1; Reitsma en van Veen, Acta I, 350, 366, 396, 414, 431; II, 31. Knipscheer |
|