[Bouckhorst, Floris van den]
BOUCKHORST (Floris van den), geb. te Nijmegen 1537, overl. 14 Juni 1610 te Leuven, zoon van Adriaan van den B. en Engel Uytteneng. Hij was in 1562 student in de rechten aan de hoogeschool te Poitiers, legde zich een tijdlang op de geneeskunde toe, doch bepaalde zich later tot de godgeleerdheid, waarna hij zich 1563 te Rome in het genootschap der Jezuieten begaf. Zes jaren lang gaf hij onderwijs in rhetorica en de grieksche taal, daarna in de godgeleerdheid. Tevens predikte hij in verschillende steden in het vlaamsch, fransch en latijn, waarbij hij vaak Justus Lipsius onder zijn toehoorders telde. In zijn laatste levensjaren was van Bouckhorst rector van het college te Leuven. Tijdens zijn verblijf te Poitiers gaf hij een dichtstuk in het licht: Urbis Pictaviae Tumulus et ejusdem Restitutio, carmine elegiaco reddita (Pictav. 1562).
Zijn broeder Cornelis, ongehuwd overl. 1574, was raad van den Prins.
Zie: van Gouthoeven, d'Oude Chronycke I, 155; van Leeuwen, Batav. Illust. 882. Eenigszins afwijkend: de Backer-Sommervogel, Bibliothèque de la Comp. de Jésus I, 1808.
van Schevichaven