[Borst, Gerrit]
BORST (Gerrit), amsterdamsch chirurg, die op ruim tachtigjarigen leeftijd tusschen de jaren 1727-1730 gestorven is en tot aan zijn sterfdag gezond van ziel en oordeel was, was een leerling van den bekenden Job van Meek'ren, die hem tot chirurgijn van H.E. Mog., d.w.z. tot chirurgijn bij de marine, bevorderd heeft. Hij heeft in zijn jeugd ‘den lande op het schip van admiraal de Ruyter in vele bloedige zeegevechten gediend’. Later vestigde hij zich in Amsterdam en is daar gedurende ruim 40 jaar stadschirurg geweest; eveneens was hij chirurg van de N. Herv. Diaconie. In die betrekkingen was hij dikwijls in de gelegenheid, lijkopeningen te verrichten aan personen, wier ziektegeschiedenissen hem tot in bijzonderheden bekend waren. Zoo seceerde hij in 1680 een patient van zijn collega P.v. Driesch, die in 1676 gevallen en sinds dien kreupel gebleven was. Tot hun verbazing vond men geen ontwrichting van het dijbeen maar een fractuur van den hals, een aandoening, die men in dien tijd nog niet kende. Borst bleef na deze sectie zijn aandacht aan dit lijden wijden en zoo is het hem gelukt, door waarnemingen aan levenden en aan het lijk, de pathologie en ook de pathologische anatomie van de fractura colli femoris volledig vast te stellen. Hij vond hierin bij de amsterdamsche chirurgen en vooral bij F. Ruysch ijverige medewerkers. Titsingh heeft met de stukken aangetoond, dat de fransche prof. Duverney, die een europeesche beroemdheid was, geen aanspraak op de ontdekking van dit lijden maken kan.