[Boer, Francijntje de]
BOER (Francijntje de), een dichteres voor kinderen, 18 Oct. 1784 te Harlingen geb. en 7 Mrt. 1852 te Heerenveen gest. Haar vader, Marten, was muzikant en schrijver op 's lands werf te Harlingen, haar moeder Cath. Cramer, en Francijntje de op één na oudste van 13 kinderen. Zoo kon er van haar opvoeding geen bijzonder werk worden gemaakt; vroeg van school genomen, moest zij al spoedig als naai- en dienstmeisje zooveel mogelijk in haar eigen en anderer onderhoud helpen voorzien. Toch ontwikkelde zij zich, ofschoon haar leven lang in dienstbaren stand gebleven, tot een beminde, gevoelvolle dichteres, wier kindergedichten gaarne gelezen werden. Zij schreef Dichtproeven (1815); Nieuwe dichtproeven (1821); Gedichtjes voor kinderen (1822, 7e dr. 1860); Gedichtjes voor behoeftige kinderen (1823) en Laat ons leven tot elkanders nut en genoegen (1850).
Zie: Alg. Konst- en Letterbode 1815, I, 356 en 357; Blaupot ten Cate, Gesch. der Doopsgez. in Friesland 239; Friesche Volksalmanak 1864, 152.
Zuidema