met diens vorigen dienst, in hoofdzaak bestaande uit de zuidhollandsche eilanden, belast. Hij bekwam twee districten onder zijn beheer, waaronder Goeree, en maakte aan de wijze van werken in daggelden een einde door het invoeren van aanbestedingen, waardoor de kosten der werken aldaar veel verminderden.
Bij de 6e organisatie, onder Napoleon I, werd hij 20 Febr. 1811 tot hoofdingenieur van het departement Bouches de la Meuse, ongeveer overeenkomende met Zuid-Holland, benoemd, terwijl hij bij ministeriëele beschikking van 12 Maart 1811 in de 1e klasse gerangschikt werd. Hij heeft in dezen tijd belangrijke ontwerpen gemaakt, als tot droogmaking van het Haarlemmermeer, tot afsluiting van den Hollandschen IJsel, werken, die allen later zijn uitgevoerd, en tot verversching van het grachtwater van 's Gravenhage. Hij legde in dien tijd ook het gedeelte Vianen-Gorinchem van den straatweg Amsterdam-Parijs aan; het hem toegeschreven plan om Amsterdam uit de Lek te voorzien van zoet water is in 1808 gemaakt door A.F. Goudriaan, maar Blanken heeft hem daarbij geholpen. In 1803 werd hij lid van het Bataafsch Genootschap en van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem. Dat hij een wetenschappelijk man was, werd ook erkend door zijne benoeming tot lid van het comité-central van den waterstaat in Jan. 1809. Hij werd in 1809 correspondent van het Hollandsch Instituut, en, toen dit lichaam in 1816 door Willem I tot Koninklijk Nederlandsch Instituut vervormd werd, in hetzelfde jaar lid daarvan. Hij zond 24 Aug. 1816 een door hem met C. Brunings gemaakt plan voor droogmaking van den Zuidplas in; het werd begroot op 2.1 millioen doch is eerst veel later uitgevoerd. Bij de 7e organisatie van den waterstaat werd Blanken met ingang van 1 Jan. 1817 hoofdingenieur 1e klasse in Zuid-Holland. Hem werd bij kon. besluit van 3 Juli 1817 de titel verleend van inspecteur-honorair. Een brief van dijkgraaf en hoogheemraden van Schieland van 4 April 1818, tot dankbetuiging voor hetgeen hij voor de bemaling van dat hoogheemraadschap nabij Kortenoord gedaan had, getuigt van
zijn ijver en kunde. Blanken schijnt voor sommige zijner ambtenaren, o.a. Overduyn en Kros, maar ook in het algemeen moeilijk geweest te zijn. Hij lag op het laatst van zijn leven met de stad Gouda, die nagenoeg tegen zijn woning aan een sluis bouwde, in proces.
Blanken huwde in 1787 Margaretha van Lakerveld, geboren in 1758, die 19 Maart 1823 te Gouda overleed. Waarschijnlijk was dit overlijden mede oorzaak, dat hij op nog niet hoogen leeftijd kort daarna eervol ontslag verzocht, hetwelk hem met ingang van 1 Aug. 1823 verleend werd. Hij bleef te Gouda woonachtig, waar hij nog geen jaar later overleed.
Ramaer