ding te krijgen met de schepen onder Capt. Nares, die om de Noord hadden overwinterd. Young vroeg weer aan, om Beynen mede te mogen nemen, waarin werd toegestemd en men vertrok 21 Mei 1876 van Portsmouth. Na tevergeefs getracht te hebben in Smithsound binnen te dringen, ontmoetten zij de ‘Alert’ en ‘Discovery’ op hunne terugreis en waren zij 3 Nov. 1876 weer te Portsmouth terug.
Het verslag, dat hij van die reis uitbracht, werd later opgenomen in hetzelfde Bijblad II van 1880, waarin hij o.a. beschouwingen gaf over het aandeel, dat de nederlandsche natie in dat onderzoek zou kunnen hebben. In Nederland teruggekeerd, wist hij daarvoor het publiek te bewerken door het houden van voordrachten, het leveren van bijdragen in de Gids, Eigen Haard en mededeelingen in de verg. van het Aardrijkskundig Genootsch. v. 17 Jan. 1877. Hij slaagde daarin op merkwaardige wijze en wist bij allen, hoog en laag, geestdrift voor zijn plannen op te wekken. Een voorloopig comité vormde zich, waarin zitting namen de heeren Fransen van de Putte als voorzitter, de adjunct-rijksarchivaris jhr. de Jonge, baron v. Wassenaer v. Catwijck, staatsraad Jansen, waarbij zich later nog voegden de professoren Buys Ballot en Veth. Gelden werden ingezameld en er werd besloten een zeilschoener te doen bouwen, geschikt voor de vaart op de IJszeeën, ten einde ervaring op te doen van de navigatie in die streken en onzen ouden naam daar weer te herstellen. De nieuwe schoener werd ‘Willem Barents’ gedoopt. In dien tijd had Beynen op verzoek van de Hackluyt Society in Londen een nieuwe, in het eind van 1876 voltooide, uitgave bewerkt van de engelsche vertaling van het werk, waarin Gerrit de Veer de drie reizen van Willem Barents in 1594, 95 en 96 verhaalt. De heer A. de Bruyne, met wien Beynen in 1877 op Z.M. brik de ‘Zeehond’ diende, die oefeningstochten in de Noordzee deed, zou als kommandant der ‘Willem Barents’ worden aangesteld, Beynen als 1e officier. In Mei 1878 ging de ‘W. Barents’ naar zee (uitgeleide gedaan o.a. door kapitein Young van de ‘Pandora’). De verslagen over
uitrustingen en reis zijn door B. beschreven en opgenomen in hetzelfde Bijblad II van 1880, waarbij de kommandant en andere officieren hunne afzonderlijke rapporten voegden. Men slaagde er niet in, het ‘Behouden huis’ op Nova Zembla te bereiken, ten einde dáár een gedenksteen van de nederlandsche natie te plaatsen; wèl op Smeerenburg op de N.-W. kust van Spitsbergen, vroegere plaats van nederlandsche traankokerijen. In Oct. 1878 keerde de ‘W. Barents’ weer in Nederland terug. De vele beslommeringen vóór het ondernemen dier reis, het gereedmaken en de verantwoording op die reis, waarbij hij als ijsloods fungeerde, hadden véél van zijne krachten gevergd en men vond het niet raadzaam dat hij eene volgende reis weer mede zou maken, doch achtte het beter, dat hij weer in gewonen dienst zou optreden. Hij kwam weer in aanmerking voor den dienst in O.I., vertrok in Mrt. 1879 daarheen, en werd spoedig daarop geplaatst op Z.M.S.S. Makassar onder kommandant baron van Verschuer, waarmee hij een reis maakte naar de N.-O. kust van Borneo, ten einde de grenzen van ons gebied bij de St. Luciabaai beter te bepalen. Terug op Makassar zijnde en ook reeds vroeger, hadden zich zijne aanvallen van hersenziekte herhaald en in een dier aanvallen maakte hij een einde aan zijn leven.
P.J. Arendzen heeft zijn portret in prent gebracht.