[Belle, Josua van (1)]
BELLE (Josua van) (1), geb. vermoedelijk tusschen 1630 en 1636 te Rotterdam, als zoon van Jacob van Belle en Alida Joosten van Zuidwijk, overl. aldaar 2 Sept. 1710; heer van Waddinxveen In 1676 werd hij, na lang in Spanje vertoefd te hebben, lid van de vroedschap te Rotterdam en bekleedde daarna allerlei andere stedelijke ambten, o.a. was hij in 1705 en 1706 burgemeester en van 1707-1710 tresorier; bewindhebber der O.I.C., kamer Rotterdam werd hij in 1678. Hij huwde te Moerkapelle 10 Juni 1675 met Ida Catharina van der Meyde (overl. te Rott. 25 Febr. 1729, dochter van Johan v.d.M. en Magtilda Hooft) en woonde toen te Amsterdam. Bij zijn dood bezong J. Suderman zijn lof in: ‘Ter uitvaert van den Edelen, Gestrengen Heere Jozua van Belle enz.’. Zijn in 1670 geschilderd en aan Murillo toegeschreven portret is in het museum te Dublin; een miniatuurportret van zijn vrouw is afgebeeld in de Genealogie Reepmaker.
In 1706 werd in zijn plaats als bewindhebber der O.I.C., kamer Rotterdam benoemd zijn zoon Mr. Josua van Belle (2), ged. te Rotterdam 22 April 1680, begr. aldaar 4 Aug. 1738, die later bekend was als eigenaar van een kostbare schilderijen verzameling, verkocht 6 Sept. 1730 te Rotterdam. Hieronder waren er vele van spaansche meesters, welke zijn vader in Spanje verzameld had. Zijn vrouw (gehuwd Middelburg 11 Dec. 1707) Jacoba Willemina van Hoorn werd begraven te Rott. 29 Maart 1743. Een zilveren prijspenning van hem, gedateerd 19 April 1692, berust in het Museum van Oudheden te Rotterdam. Zijn broer Mr. Jacob, ged. te Rott. 1 Nov. 1685, overl. 30 Maait 1762, was van 1709-1761 secretaris van Rotterdam.
Zie: Bronnen Gesch. Rott. I; Rott. Jaarb. II, 120 en Genealogie Reepmaker 88 vlg.
Wiersum