[Becius, Johan (3)]
BECIUS (Johan) (3), dordtsch medicus uit de laatste helft der 17e eeuw, te Leiden 24 April 1651 als med. stud. ingeschreven, 21 jaar oud, gest. 1694, zoon van Carolus (kol. 266). Door zijn vrouw, Katharina, dochter van den bekenden stadsdokter en raad, Adam Dibbtez, was hij oomzegger van Jan van Beverwijck. 26 Nov. 1664 volgde hij W. Langley op als professor anatomiae en ‘leesmeester der chirurgie’. Na zijn dood werd ‘het professoraat geamortiseerd’ en zijn zoon Karel, geb. te Dordrecht ± 1660, med. stud. te Leiden 22 Oct. 1680, tot lector anatomiae aangesteld. Eveneens in Nov. van 1664 werd hij ‘geneesmeester der diaconye’. Zijn lessen aan de chirurgen staakte hij in 1675. 6 Sept. 1672 was hij door Willem III tot oud-raad benoemd, terwijl hij 20 Nov. 1674 tot schepen en commissaris over dedesolate boedels gekozen werd. Verder kreeg hij, zooals Schotel (Ill. School 135) zegt, een menigte posten, die de regeeringsleden gewoon waren onder elkander te verdeelen en door anderen te laten waarnemen. O.a. werd hij 5 Jan. 1673 overman van de turftonsters, 25 Aug. 1673 overman en boekhouder der kruisbroederen-kapelle-goederen. Ook als scholarch der illustre school en opsiender der stadsbibliotheek heeft hij zich verdienstelijk trachten te maken.
Zie: M. Balen, Daglijste of Gedenkboek der gewoonlijke bezigheden van d' Ed. Gr. Achtbr. Heeren, de Heeren van den Oud-Rade of Vroedschap der stad Dordrecht (1676); Becius komt voor als no. 36 der oud-raden; M. Balen, Beschrijvinge der stad Dordrecht (Dordr. 1677) 166, 344, 348 enz.; J.v. Beverwijck, 't Begin van Hollant (Dordrecht 1640) 286 en 287.
A. Geyl