predikte hij tijdens de vasten dagelijks tot het volk, dat hij in den voorvaderlijken godsdienst bevestigde. Terwijl zijn vijanden zijne beeltenis publiek op den brandstapel aan de vlammen prijs gaven, schonk de gentsche regeering hem een verguld zilveren kelk, versierd met het stadswapen en het opschrift: ‘Dedit D. Doctori Bacherio Senatus Gandensis. Ao 1585’.
Zijne geschriften zijn: In Misoliturgos (Gandavi 1556, 2 tom., later te Leuven); de Christianae militiae disciplina (Lovanii 1562, Coloniae 1592); Tumultus Panicus, 1600 versibus hexametris (Antverpiae 1568, Pamflet Knuttel no. 155); Homiliae in omnes Epistolas quadragesimales (Lovanii 1572, en Duaci 1599); Clangor tubae praedicatoriae (Duaci 1604); Homiliae in Evangelia dominicalia per totum annum (Lovanii 1576, 2 vol.); Tabula Sacrorum carminum, piarum precum enchiridion ex centum viginti poetis collectum (Duaci 1579); Dialogorum libri duo (Gandavi 1585); Tractatus de tribus partibus Poenitentiae, Contritione et Satisfactione (1573); Apologeticum pro defunctis (Antverp. 1587); Spongia ebriosorum (Embricae 1592 en Bruxellis 1587); Commentaria in epistolas dominicales, M.S.; De Christiani Principis moribus, vita et officio, M.S.; De tribus votis vitae monasticae M.S. Hij bezorgde de uitgave van S. Joannis Damasceni historia de vitis et rebus gestis SS. Barlaam et Josaphat (Antverp.); in 't vlaamsch schreef hij: Vriendelicke Spraecken tusschen de leerende ziele ende de waerheid (Gent 1566, 1576 en Brussel 1586); Hortulus precum dat is het hofken der biddingen (Leuven 1566); De Symbolo fidei et Eucharisia M.S.; Tractatus brevis in orationem dominicam et concio de oratione (Gent 1599); hij vertaalde uit het latijn het werk van A. Joannes Bunderius: Scutum Fidei orthodoxae (Gent 1567).
Zie: B. de Jonghe, Belgium Dominicanum 78; Biographie Nationale IV, 741.
G.A. Meijer