[Baane, Jan Cornelis]
BAANE (Jan Cornelis), geb. te Vlissingen in 1762, overl. te 's Gravenhage 1 April 1823. Hij ging in 1780 in zee als jong matroos op het O.-I. Comp.'s schip ‘Het huis ten Hooge’ naar Batavia, vanwaar hij met zijn schip ‘de Jonge Hugo’, ten oorlog toegerust, naar de fransche vloot onder adm. de Suffren vertrok, kruisende langs de kusten van Ceilon en V.-Indië. Hier woonde hij in 1782 o.a. een zeeslag bij tusschen de eng. en de fr.-ned. vloot, waarin zich geen der strijdenden de overwinning kon toeschrijven. In 1784 was hij op het O.-I. schip ‘Hof ter Linde’ getuige van den bloedigen strijd voor Malakka, veroverde een vijandelijke batterij en bood den vlootvoogd twee buit gemaakte vaandels aan. Bij een landing op het eiland Mars bij Riouw werd zijn linkerarm door een schot verbrijzeld, welke geheel verlamd bleef. In 1791 begeleidde hij met het oorlogsschip ‘Christophorus Columbus’ het O.-I. schip ‘de Erfprins’ naar Japan. In straat Gaspar ontmoette hij het fransche oorlogsfregat ‘la Modeste’ en de door den Franschman genomen O.-I. vaarder ‘Houtlust’. Hij wist ‘la Modeste’ op de vlucht te jagen, de ‘Houtlust’ te nemen en daardoor de ‘Erfprins’ gelegenheid te geven zijn bestemming voort te zetten, na een gevecht, waarin hij 15 dooden en 21 gekwetsten bekwam. In 1802 in het vaderland teruggekeerd, leefde hij verder in ruste en ontving van den koning in 1816 een jaargeld van ƒ 1000 en den rang van kapt.-luit. t.z.
Hij schreef: Reis door een gedeelte van Ned. O.- I., waarbij gevoegd is een verslag van de expeditie door 's lands eskader, onder bevel van den kapitein ter zee J.P. van Braam, volvoerd tegen de vorsten van Malakka, Salangoor en Riouw (Amst. 1826), met platen en vignetten, uitgegeven door den tweeden echtgenoot zijner weduwe, F.L.J. Gertsen.
Zie: Nagtglas, Levensb. van Zeeuwen I (1890) 15.
Mulert