[Asselijn, Thomas]
ASSELIJN (Thomas), misschien een broeder van den voorg., werd ongeveer in 1620 te Dieppe geboren en te Amsterdam op 27 Juli 1701 begraven. Zijne ouders, die protestant waren, weken waarschijnlijk kort na de geboorte van Thomas uit en vestigden zich te Amsterdam. Asselijn is daar zoo ingeburgerd, dat hij reeds in 1639 als nederlandsch dichter genoemd wordt. Hij verdiende er den kost als boekbinder, later als karmozijnverver, maar was niet gelukkig in zijne zaken; in 1678 ging hij bankroet en in 1685 gaf hij zijn inboedel als onderpand voor eene schuld. Hij huwde in 1644 Lijsbet Reijers (overl. 1655) en in 1656 Janneke van Westerhof (overl. 1704), die hem verscheidene kinderen schonk.
Behalve vele kleinere gedichten, die voor een deel in bloemlezingen van dien tijd werden opgenomen, schreef hij, bij gelegenheid van een paar feesten van het St. Lucasgilde, de Broederschap der Schilderkunst (1654) en trad in 1657 als tooneeldichter op met Den grooten Kurieen, of Spaanschen bergsman (herdr. in 1669), eene vertaling naar La amistad pagada van Lope de Vega. Daarop volgden de oorspronkelijke treurspelen Op- en ondergang van Mas Anjello, of Napelsche Beroerte (1668, 1669, 1675, 1685, 1704) en De moort tot Luyk door den Graaf van Warfusé aan den Burgermeester de la Ruelle (1671), van welke vooral het eerste heftig werd aangevallen door de leden der letterkundige bent ‘Nil Volentibus Arduum’. Tegen de door dit genootschap bevorderde vertaalwoede kwam Asselijn op en noodigde de nederlandsche dichters uit met hem naar oorspronkelijkheid te streven, wat hem in vinnige pamfletten door de tegenpartij betaald werd gezet. Nog meer pamfletten werden er gericht tegen Asselijn's blijspel Jan Klaaz. of Gewaande Dienstmaagd (twee uitgaven z.j., blijkbaar van 1682, twee van 1683, ééne van 1709, en eene van 1732, verkorte uitgave z.j.), verreweg het beste nederlandsche blijspel van de laatste helft der 17e eeuw. In dien vinnigen pamflettenstrijd gaf hij vervolgen op zijn blijspel in Kraam-bedt of Kandeel-Maal van Zaartje Jans, Vrouw van Jan Klaazen (1684, 1716, 1727, 1739), Echtscheiding van Jan Klaasz. en Saartje Jans (1685) en De schynheilige vrouw, Met de Uitvaard van Jan Jasperzen, Vader van Saartje Jans (1691). Het kluchtspel De Stiefmoer (1684) werd gevolgd door De dood van de Graaven Egmond en Hoorne (1685, 1699, 1722,
1738, 1754), waarvan de opvoering, op verzoek van den kerkeraad, door de burgemeesters van Amsterdam verboden werd, omdat in het treurspel Alva de hervorming beschimpt. Die tegenwerking heeft niet belet, dat het drama lange jaren op het repertoire is blijven staan. Verder schreef Asselijn De Stiefvaar, bl. (1690, 1755, 1784), Juliaan de Medicis, tr. (1691), Melchior, baron de Ossekop, kl. (1691), De Schoorsteenveeger door Liefde, kl. (1692), De Kwakzalver (1692), waarin hij eene klucht van W.G. van Focquenbroch omwerkte, Gusman de Alfarache, of de doorsleepene bedelaar, bl. (1693), De spilpenning, of verkwistende vrouw, bl. (1693, 1726, 1784), en De belegering en hongersnood van Samaria, tr. (1695). Al die werken zijn te Amsterdam gedrukt. Het blijspel De Dobbelaar, waarvan zich het Hs. in de stedelijke boekerij van Haarlem bevindt, werd door R. Grisard uitgegeven in het Tijdschr. voor Ned. Taal- en Letterk. 1909, 162. Van een achttal werken van Asselijn gaf A. de Jager in 1878 een herdruk.
Geen enkel onzer 17de eeuwsche tooneeldichters is zoo vinnig bestreden als Asselijn, omdat hij in