Arntzenius zich te Amsterdam als geneesheer; hij bleef daar tot 1830, om zich dan met een bataillon der noordholl. schutterij naar de belgische grens te begeven. Den tiendaagschen veldtocht maakte hij mede in den rang van 1en Off. van Gezondheid bij de Schutterij. In 1832 kreeg Arntzenius met den groningschen hoogleeraar Hendriksz en den off. v. gez. Beckers de opdracht in Hamburg en Berlijn de aldaar heerschende cholera te bestudeeren. Het uitbreken van deze ziekte in ons land stelde hem in staat van de opgedane ervaring een ruim gebruik te maken. Ook met de pen trok hij tegen de gevreesde ziekte te velde. Met zijn Bijdragen tot de kennis en de behandeling van den Aziatischen braakloop (1832-33), een blad, waarin hij met een aantal medewerkers zijn collega's op de hoogte hield van de uitbreiding der epidemie en de beste middelen ter bestrijding, heeft hij het land ongetwijfeld grooten dienst bewezen.
14 Aug. 1834 trouwde Arntzenius te Arnhem met Jeanne Louise van Leeuwen, geb. 20 Dec. 1810 te Arnhem, overl. 1 Juli 1872 te Haarlem, dr. van Jan v.L. en Louise Leonora Dutilh. Uit dit huwelijk zijn 7 kinderen gesproten.
In 1835 promoveerde A. te Utrecht tot chir. dr. Tot aan zijn dood bleef hij in Amsterdam gevestigd; hij was daar een geacht medicus, had een goede praktijk en kon onder de hand nog tijd vinden voor wetenschappelijke studie. Zoo zond hij in 1839 een zeer gunstig beoordeeld antwoord op een prijsvraag over de gebreken van de urethra in 't licht, waarvoor hem een gouden medaille werd toegekend. Kenschetsend voor de meening, die hij omtrent de taak van den chirurg koesterde, is het aan Civiale ontleende motto voor dit geschrift: ‘La mission du chirurgien n'est point de briller, mais d'être utile’. Behalve de genoemde geschriften leveren nog eenige andere verhandelingen, o.a. over vaccinatie en over geneeskundige opleiding, het bewijs van den ijver, waarmede A. zijn wetenschap heeft gediend.
Hij schreef: Commentatio de Causis praedisponentibus herniarum abdominalium in Annales Acad. Rheno-Taject. 1827; Dissertatio de Suicidio (Pars I 1828. Pars II 1835); Algemeen Rapport der Commissie tot het onderzoek van den aard en de meest geschikte bestrijding van den Aziatischen Braakloop ('s Gravenhage 1832, 2 dln.); Brief over de wijze van ontstaan van den Aziatischen Braakloop te Scheveningen aan Dr. I.A. van Bemmelen (1832); Toelichting van den Brief over den besmettelijken aard der Aziatische Cholera aan de Heeren Dr. Rust e.a. (1832); Iets over Vaccine en Revaccinatie (1838); Heelkundige werktuigen van buigzaam ivoor in Konst- en Letterb. 1839, 37; Over het staatsexamen van medicinae doctores in verband met de hun verleende wetenschappelijke rechten (1840); Noodzakelijkheid eener hervorming in het onderwijs en in de toelating onzer geneeskundigen (1842); De organische gebreken der Urethra in Nieuwe Verhand. Prov. Utr. Gen. v.K. en W. XII (1842); Ontwerp van wet nopens de uitoefening der takken van geneeskunst (1845); De Zwemschool en Bad-inrigting te Amsterdam (1847?); Over werktuigen van buigzaam Ivoor (1848), en eenige andere mededeelingen in Verhand. v.h. Gen. t. bev. der Geneesen Heelk. Amst.
Zie: Nieuw Statist.-Geneesk. Jaarb. v.h. Kon. d. Nederl. voor 1849-1850 uitgegeven door Dr. L. Ali Cohen 194; Verhandelingen van het Genootschap t. bev. d. Genees- en Heelk. te Amsterdam, 1848 I, 130.
van Leersum