[Arends, Roelof]
ARENDS (Roelof), geb. te Dordrecht 1 Aug. 1732, gest. aldaar 31 Aug. 1787, broeder van den voorgaande, dichter, vooral
gelegenheidspoëet. Levensbijzonderheden zijn niet van hem bekend dan alleen dat hij het niet rijk had. Van zijn geschriften worden genoemd:
Gedichten (Amst. 1757); Gedichten, 2e Bundel (Dordr. 1772); De dood van Adam, Treurspel van F.G. Klopstock, uit het Hoogd. (Dordr. 1774); Zegepralende liefde ter eere van de Egtverbintenis zyner vorstelijke H. den Prinse van Nassau-Weilburg en Prinses Karolina, den 5. van Lentemaand (1760); Staat en Zinnespel (Amst. 1760); Zeetriomf door onze oorlogsvloot onder den schout by nagt Zoutman over die der Engelschen onder den admiraal Hyde Parker: bevogten den V van Oogstmaand MDCCLXXXI (Dordr. z.j.); Lijkzang op het afsterven van den Eerwaerdigen en Zeergeleerden Heere Johannes Barueth, dum viveret Leeraar der Hervormde Kerk te Dordrecht (Dordr. 1782).
Zie: J.H. Hoeufft, In obitum Rudolphi Arends poetae (z.j.); Witsen Geysbeek, B.A.C. Woordenb. der Ned. Dichters; Frederiks en van den Branden, Biogr. Woordenb. i.v.
van Dalen