[Apostool, Samuel]
APOSTOOL (Samuel), geb. 15 Juni 1638 te Amsterdam en aldaar 29 April 1699 overl., zoon van Andries (kol. 161). In Mrt. 1662 werd hij tot leeraar verkozen bij de Vlamingen, vergaderend in 't Lam. In de galenistische twisten werd hij kort daarna de leider der behoudende fractie te Amsterdam, die naar hem de ‘Apostoolschen’ werden genoemd. Met B. van Weenigem en T. van Braght vormde hij het driemanschap, dat in de geheele broederschap de rechtzinnige elementen trachtte te organiseeren en waarvan o.a. de Zonsche Societeit en het Verbond van Eenigheid het uitvloeisel waren. Naast het leeraarschap, door hem na de scheuring in 1664 tot zijn dood bij de Zon bediend, trad hij op als geneesheer. De scheuring werd veroorzaakt door een leerrede 15 Nov. 1663 door Apostool des morgens gehouden, die 's avonds door Galenus Abrahamsz. vlakweg tegengesproken werd, nadat iets dergelijks reeds 15 Oct. 1662 had plaats gehad. Het geschil liep o.a. over de godheid van Christus en de persoonlijkheid des H. Geestes, door Galenus ontkend. Bij Galenus werd de nadruk op de werken gelegd, bij Apostool op het geloof. De stedelijke overheid bemoeide zich zelfs met de twisten en verbood dat ‘subtiele’ quaesties, die naar socinianisme smaakten, op den kansel besproken werden (10 Jan. 1664), waarop in Mei daarna Apostool zich met T.G. van den Wijngaard en l. van Vreede en 700 leden afscheidden. Het volgend jaar deed hij een reis door Zeeland om de gemeenten aldaar over te halen het Verbond van Eenigheid aan te nemen. Behalve te Goes mislukte dit door de tegenwerking van Adriaan van Eeghem. Met zijn ambtgenoot Samuel van Deil (of de Deyl) gaf hij uit Veritatis exercitatio of Waarheids-oeffeninge (Amst. 1677, 1686, 1730 en 1743).
Zijn lijkrede werd op 17 Mei 1699 uitgesproken door zijn ambtgenoot H.R. van Overwijk,
Zie: H. Reynkens, De heerlyckheyt van een gestorven Gunstgenoot des Heeren (Amst. 1699), waarachter lijkdichten o.a. van H. Schijn en J. Brand; Schijn-Maatschoen, Gesch. der Mennoniten (Amst. 1744) II, 597-606; S. Blaupot ten Cate, Gesch. Doopsg. in Holland (Amst. 1847) I, 293, 336, 341.
Vos