kies de Favras, ridder, baron van Coméré, luitenant der Zwitsers van de garde van den broeder des Konings (later Lodewijk XVIII). Door den Rijkshofraad te Weenen werd zij in 1776 erkend als vorstin van Anhalt en werd haar vader veroordeeld, voorloopig tot nadere regeling of gerechtelijke toekenning eener huwelijksgift, haar 1000 gulden jaarlijks te doen toekomen, doch 11 Mei 1778 werd bij vonnis van den zelfden Rijkshofraad haar verboden den naam titels en blazoenen van het vorstelijke huis van Anhalt te voeren. Ook een later verzoek tot wettiging van naam en titels van Vorstin van Anhalt, werd bij resolutie van 17 Sept. 1780 als onrechtmatig van de hand gewezen. Van de lotgevallen van den Markies de Favras vermelden wij hier, dat hij met zijn vrouw 25 Dec. 1789 werd gevangen genomen en naar de Abdij van Saint-Germain gevoerd, terwijl men hun papieren verzegelde; de Favras werd 19 Febr. opgehangen, de laatste in Frankrijk, die dezen schandelijken dood onderging, ondanks zijn verzoek om doodgeschoten te worden, terwijl zijn vrouw op vrije voeten werd gesteld en zich met hare twee kinderen, een zoon en dochter te Praag vestigde. Zij stierf te Eger in Boheme.
Zie: J.J. Habets, Twee Vorstinnen uit Stevensweert in Publ. Limbourg VII (1870) 418-428 en XVIII (1881) 27-428.
Flament