[Alphen, Herman van]
ALPHEN (Herman van), geb. 22 Juli 1712 te Hanau, aldaar gest. 25 Jan. 1767. Hij was de zoon van Hendrick Simonsz. van Alphen, koopman en burgemeester van Hanau, den broeder van den utrechtschen hoogleeraar Hieronymus (1) (kol. 87). Hij was predikant te Ottoland (1739), te Asperen (1741) te Montfoort (1742). Daar bereikte hem 1755 de benoeming tot hoogleeraar in de godgeleerdheid aan de Doorluchte School zijner geboortestad, in welk jaar hij inaugureerde met eene Oratio de haereditate mundi terraeque piis N. Testamenti promissa. Zijne vrouw, Maria (met wie hij 28 Octob. 1748 te Leiden was gehuwd) was een dochter van den hoogleeraar van Musschenbroek.
Hij schreef verder: Ontleedende verklaring v.h. 8ste Hoofdstuk der Spreuken Salomons (Leid. 1750).
Zie: Visscher en van Langeraad, Het Prot. Vaderland I, 97; Glasius, Godgel. Nederl. I, 29 vlg.; Nieuw kerkel. Handboek 1910, Bijl., 160.
Knappert