[Alphen, Daniël van (2)]
ALPHEN (Daniël van) (2), geb. te Leiden 7 Nov. 1713, overl. aldaar 16 Juli 1797, zoon van mr. Daniël van A. en Sara van Banchem, kleinzoon van den vorige, promoveerde te Leiden (ing. 17 Juli 1727) in de rechten 17 Dec. 1735, was 1734 commissaris van huwelijksche zaken, 1742-49 raad, 1747 weesmeester, 1748 schepen, 1749 griffier der stad Leiden; als zoodanig nam hij 9 Nov. 1778 zijn ontslag. Nog was hij heer van Achttienhoven en den Bosch. Hij hield zich vooral met juridische en historische studiën bezig. Hij gaf uit: Het Recht der Overheden over kerkelijke Persoonen en zaaken in Twee Verhandelingen voorgesteld en verdedigd (Leiden 1755; de eerste verhandeling is een herdruk van Het Predikampt en 't Recht der kerke bepaald naar de Regelen van Gods Woord, en de gronden van onze Reformatie van Lambert van Velthuysen; de tweede is van v.A zelf; vermeerderde herdr. Leiden 1756). Maar zijn voornaamste arbeid is de voortzetting van Frans van Mieris' Beschryving der Stadt Leyden na diens dood. Het eerste deel daarvan, geheel door de hand van v.M., verscheen Leiden 1762. Van Alphen voltooide dl. II (Leiden 1770), dat met behulp van zijns grootvaders aanteekeningen voor de helft ongeveer door hem is bewerkt, en gaf vervolgens dl. III (Leiden 1784) uit. Aan een vierde deel heeft hij gewerkt en het ook herhaaldelijk beloofd. Vgl. Kok, Vaderlandsch Woordenboek in voce van Alphen, door hem zelf bewerkt. Hij was een der oprichters, lid 5 Dec. 1766 en 1767-74 voorzitter van de Maatsch. der Ned. Letterkunde.
Zie: J.W. te Water in Hand. Letterk. 1797, 2 vlg.
Brugmans