[Alphen, Daniël van (1)]
ALPHEN (Daniël van) (1), geb. te Leidschendam 29 Jan. 1651, overl. te Leiden 10 Juli 1733, zoon van Daniël Symonsz. van Alphen (secretaris van Leidschendam c.a. vervolgens secretaris der weeskamer, veertigraad, schepen en burgemeester van Leiden, gedoopt aldaar 14 April 1623 en overl. aldaar 31 Juli 1673) uit diens 2e huwelijk (14 Dec. 1649) met Tanneken Deramoutius, geb. Leiden en ged. 2 Sept. 1621, overl. aldaar 14 Maart 1677, dochter van Ds. Johannes en Sara Maes.
Evenals zijn vader en grootvader en zoovele leden van zijn geslacht studeerde hij te Leiden (ing. 13 Febr. 1668), promoveerde er 22 Febr. 1675 op een diss. de Hereditatis petitione, en werd hij al spoedig toegelaten tot de lagere ambten der stadsregeering om, nog geen 30 jaar oud, de hoogere te bereiken als veertigraad 18 Aug. 1681; hij werd schepen 26 Juli 1683, rekenmeester 7 Aug. 1684, burgemeester 23 Dec. 1709 en bekleedde deze twee laatste posten meer dan eens. Van 1 Mei 1712-1 Mei 1715 werd hij als vertegenwoordiger der stad Leiden gecommitteerd ter Staten-Generaal. In 1706 werd hem door de stad een bokaal en schotel van gedreven zilver, met een latijnsch gedicht versierd, aangeboden, toen hij zijn 25-jarig lidmaatschap der vroedschap herdacht en tevens eerste schepen was. Bij zijne tijdgenooten stond hij in hoog aanzien om zijn bekwaamheid als regent, doch niet minder door zijne kundigheden. Hij was bij al zijne bedieningen een ijverig rechtsgeleerde, letter- en geschiedkundige. Al zijn er geene gedrukte werken van hem bekend, zijn arbeid heeft toch vruchten gedragen, want niet het minst door de vele aanteekeningen, copieën en, naar het schijnt, ook beschouwingen over Leiden en de regeering dier stad, door hem bijeengebracht, werd zijn gelijknamige kleinzoon (die volgt) in staat gesteld, het werk van F. van