[Alberti, Joannes Echarius Carolus]
ALBERTI (Joannes Echarius Carolus), schilder geb. te Maastricht, gedoopt in de parochie van St. Martinus te Wijk, 20 Juni 1777, waar zijn vader Arnold Josua Joannes, i.u. lic., een Italiaan, advocaat was, zooals uit zijn opgave aan een schilder die hem te Rome en Parijs gekend had blijkt. Zijn moeder was Maria Catharina Vogels, uit Luik geboortig. Hij woonde als jongeling te Amsterdam, oefende zich daar als leerling in de kunst, en behaalde in 1805 en 1806 den gouden eere-penning bij de Maatschappij Felix Meritis. Hij vertrok onder de regeering van koning Lodewijk Napoleon als leerling naar Parijs en Rome en zond in 1808 naar de tentoonstelling te Amsterdam als proeven van zijn vorderingen twee studies van kampvechters en in 1810 drie schilderijen: Ecce Homo, naar Guido Reni, Cleopatra door Proculus weerhouden zich te doorsteken, en het Lichaam van Christus in den schoot van Maria naar van Dyck. Hoewel hij te Rome zeer ijverig was in het bezoek der academie, werden zijne vorderingen zeer belemmerd door het beoefenen van meerdere kunstvakken, het een na het ander. Naar Parijs teruggekeerd deed hij daar ook aan teekenen op steen en zou eenige jaren vóór 1852 overleden zijn.
Zie: Louis Bonaparte, Documens Historiques et Réflexions sur le Gouvernement de la Hollande (Gand) II, 24.
Flament