[Ailbertus]
AILBERTUS, Albertus of Albericus geb. in de elfde eeuw te Antoing, in België, als zoon van Amorricus, heer dier plaats, overl. 19 Sept. 1122. Reeds op jeugdigen leeftijd trad hij in den geestelijken stand en werd kanunnik en scholaster aan de domkerk te Doornik. Hij voelde zich echter aangetrokken tot eene strengere levenswijze en nam weldra, als monnik en stichter van talrijke kloosters, eene eervolle plaats in onder de nederlandsche hervormers der in die dagen zoo deerlijk verslapte kerkelijke tucht. Eerst stichtte hij een klooster op een heuvel ten Westen van Doornik en toen het te klein werd een tweede in de vlakte, dichter bij de stad. In het jaar 1104 kwam hij in de heerlijkheid Rode (tegenwoordig de gemeente Kerkrade in Limburg) en stichtte er een klooster op goederen, die hij van Adelbertus, graaf van Saphenberg en bezitter der heerlijkheid, ontvangen had. Uit dat klooster ontwikkelde zich eenigen tijd later de beroemde abdij Kloosterrade of Rolduc van de orde der reguliere kanunniken van den H. Augustinus (opgeheven in 1797 en sinds 1843 Klein-Seminarie van het bisdom Roermond). Op een reis naar zijn geboorteland stichtte hij een nieuw klooster te Elsebeke in Brabant. Bij Ailbertus' terugkomst te Rode schonk Embrico van Meinscozen aan de Ahr zijne uitgestrekte bezittingen aan het klooster en liet zich daarin met zijn gezin als ‘conversus’ opnemen. Ailbertus bouwde nu de thans nog bestaande crypta, die in 1108 werd ingewijd, en legde de grondslagen voor de kloosterkerk, die hij evenwel niet mocht voltooien. Wegens oneenigheid met Embrico verliet hij de jonge stichting in 1111 en begaf zich naar Noord-Frankrijk, waar hij, niet ver van Laon, een laatste klooster bouwde. Dit klooster werd de bakermat der
abdij Claire-Fontaine van de orde der Norbertijnen. Ailbertus stierf op reis, 19 Sept. 1122, te