[Ada, van Holland]
ADA van Holland, dochter van graaf Dirk VII en Aleid van Kleef, geb. omstr. 1185, overl. na 1226 en bij haar man in de abdij van Herckenrode begraven. Zij werd terstond na den dood van haren vader (2 Nov. 1203) door hare moeder, die Dirk's broeder Willem van de opvolging wilde uitsluiten, uitgehuwd aan Lodewijk graaf van Loon. Zooals bekend is, ontstonden hieruit partijschappen en een oorlog, waarin Ada genoodzaakt was zich met hare medestanders, waartoe o.a. Rutger van Meerhem behoorde, op den leidschen burcht in veiligheid te stellen. De tegenpartij, bestaande uit de Kennemers onder Egmond en Banjaerd, en de Rijnlanders onder Wassenaer, bestormden den burcht, die na eenige dagen zich over moest geven. Ada werd gevangengenomen, op last van haren oom Willem naar Texel gezonden (einde 1203 - Jan. 1204) en van hier naar Engeland gebracht, onder bewaking ven koning John. Daar verbleef zij tot eind 1207 of begin 1208, werd toen losgelaten en ging naar het land van Loon, waar zij met haar gemaal bleef wonen en zich op vrome werken toelegde. Zij overleefde haar echtgenoot, die 29 Juli 1218 overleed, vrij lang, en leefde zeker nog in 1226. Zij liet geen kinderen na.
Bronnen voor hare geschiedenis: Oorkdb. van Holland en Zeeland; Annales Egmundani; Chronicon Egm. Kluit gaf een overzicht van haar leven in zijn Hist. crit. com. Holl. I, 465 (Excursus XI).
Obreen