dien tijd bewoonde hij het landgoed Middenhoeve bij Amstelveen, waar hij 30 Maart 1798 zijn vrouw verloor en hij tot groote schade voor zijn financiën de landhuishoudkunde beoefende. Te Leiden legde hij zich met buitengewonen ijver op het schrijven toe, en groot is het aantal werken, vooral vertalingen, meest op rechtskundig gebied, van zijn hand. Het schijnt dat zijn ijver grooter was dan zijn bekwaamheid: de beoordeelingen van zijn werk door prof. Gratama in het Regtsgeleerd Magazijn zijn niet zeer gunstig. Hoe het zij, hij was 's zomers zoowel als 's winters te vier uur voor zijn schrijftafel te vinden. Dit stille werk was hem liever dan eenige openbare betrekking, en hij weigerde elke aanbieding zoowel onder koning Lodewijk als onder keizer Napoleon. Onverwacht werd hij 12 Mei 1812 uit dit werkzame leven weggerukt, nalatende zeven minderjarige kinderen, drie uit zijn eerste huwelijk, waarvan Christianus Petrus Eliza Robidé van der Aa (kol. 8) de oudste en Abraham Jakob (kol. 1) de tweede was. Charles Ménard Adelaide Simon van der Aa was een zoon uit het tweede huwelijk met Antoinette Catharine Simon Thomas. Hij werd door verscheiden genootschappen, binnen- zoowel als buitenlandsche, tot medelid gekozen en was o.a. secretaris van de Maatsch. van Nederl. Letterkunde van 1809-12. Zijn voornaamste werken zijn:
Handboek voor den jongeling of lessen voor het maatschappelijk leven (Amst. 1802); Aanspraak in dichtmaat ter gelegenheid van het heugelijk Vredefeest (Amst. 1802); Redevoering over de minst geachten van den Burgerstaat (Amst. 1802); Handleiding tot gebruik der ordonnantie op het middel van het klein zegel (Leyd. 1806); Handleiding tot gebruik van het Crimineel Wetboek ingerigt voor het koninkrijk Holland (Leyd. 1809); Handleiding tot gebruik van het wetboek Napoleon, inger. v.h. Koninkr. Holland (Leyd. 1809); Handboek voor Voogden, Curateuren, Executeuren, Administrateuren ..., ingerigt naar en dienstbaar gemaakt aan het Wetboek Napoleon (1809); Inleiding tot de hedendaagsche Hollandsche regtsgeleerdheid en praktijk (Amst. 1810, 2 dln.); Wetboek der belasting op het zegel (Dordr. 1810); De geest der Conscriptie, 1810); Wetten voor Voogden, Executeuren en Curators, volgens het Fransche regt (Amst. 1810); Het wetboek Napoleon verklaard door de voornaamste Fransche regtsgeleerden (uit het Fransch, Amst. 1810, 2 st.); Het wetboek der burgerlijke regtspleging door formulieren in praktijk gebragt (uit het Fransch, Hoorn 1811, 8 dln.); Verhandeling van het wetboek van Strafvordering, met formulieren (uit het Fransch van Daubenton, Amst. 1811, 3 dln.); Grondbeginselen van de wetenschap der Notarissen (uit het Fransch van J.B. Loret, 2e dr. Dordr. 1811); Wetboek der belastingen op het zegel, de registratie, hypotheken en griffie (Dordr. 1811); Inleiding tot de burgerlijke rechtspleging of praktizijns handboek (n.h. Fransch v.M. Pigeau, Dordr. 1812, 2 dln.); Zamenstel der administratieve wetgeving (n.h. Fransch v.
Portiez, Rotterd. 1812, 2 dln.); Handboek voor deskundigen of gids voor regters, regterlijke ambtenaars, landmeters enz. (Dordr. 1812).
Zie: J.W. te Water in Hand. Letterk. 1812, 2.
Dortland