Marcel Minnaert astrofysicus 1893-1970
(2003)–Leo Molenaar– Auteursrechtelijk beschermdDe rok van het universum
[pagina 503]
| |
Verantwoording | |
[pagina 505]
| |
De dagboekenHet begin van Minnaert in Vlaanderen profiteert van de Dagboeken van Marcels vader en moeder. Ze werden door Minnaerts jongste zoon Boudewijn bewaard. Een kopie berust bij de auteur. De 1.300 handgeschreven bladzijden geven een beeld van het functioneren van een werkend gezin van twee leraren in het vooroorlogse Vlaanderen (1893-1916). Vader Jozef schreef zes dagboeken. Marcel Minnaert's Leven, 1e Boekje, van 96 pagina's, beslaat het eerste anderhalve jaar van de zuigeling, de periode tussen februari 1893 en september 1894. Marcel's Leven, 2e Boekje van 127 pagina' gaat van oktober 1894 tot juni 1896. Het 3e Boekje, Marcel's Jeugd, van 144 pagina's, bestrijkt de periode van juni 1896 tot april 1898. Het 4e Boekje, Marcel's Levensgeschiedenis, van 189 pagina's, eindigt oktober 1899. Het 5e Boekje, van 160 pagina's, loopt tot aan april 1901 en het 6e Boekje, van opnieuw 160 pagina's, eindigt in juli 1902. Het eind van het 6e Boekje bevat het levenseinde van Jozef, geschreven door zijn vrouw. Vader Jozef heeft in ruim negen jaar 876 pagina's, in schoonschrift, aan zijn oogappel gewijd; elke dag een kwart pagina. Daarnaast schreef hij een ongedateerd notitieboek met honderden Spreekwoorden, waarin hij eigen wijsheden over vraagstukken van opvoeding en onderwijs boekstaafde. Ook schreef hij een Afscheidsbrief aan de tienjarige Marcel, waaruit ruim geciteerd wordt. Jozef was bovendien, net als zijn broer Gillis, de schrijver van een handvol verhalenbundels en toneelstukken, die autobiografische schetsen bevatten. Moeder Jozefina schreef twee dagboeken, het 7e Boekje en het 8e Boekje, beide Marcel's Levensgeschiedenis geheten. Het 7e Boekje, 254 | |
[pagina 506]
| |
pagina's, gaat tot augustus 1911, en het 8e Boekje, 187 pagina's, loopt tot aan de zomer van 1916. Marcel is 23 jaar, als moeder er een punt achter zet. De context maakt duidelijk dat een citaat uit deze Dagboeken komt. Als dit ten overvloede in een voetnoot wordt verantwoord, ontbreekt nadere detaillering. De belangstellende kan de globale datering aanhouden en de passage te zijner tijd in een archief naslaan. Voor de auteur waren de Dagboeken behalve een goudmijn ook een valstrik: het was verleidelijk de ouders, vooral Jozef die over een goede pen beschikt, uitgebreid aan het woord te laten. Marcels peetoom Gillis Desideer Minnaert, voorman van de liberaal-Vlaamse beweging, voorzitter van het Willemsfonds, liet in 1919 een handgeschreven Levensschets na. Die berust bij zijn achterkleinkind Mariët Erasmus-Van Zadelhoff in Voorburg. Zij bewaarde ook onuitgegeven manuscripten die Gillis in de Wereldoorlog schreef over Bach en Beethoven, waarvoor het Willemsfonds in 1919 geen belangstelling meer had. | |
Marcel als scholier, flamingant en activistWat Marcels schooltijd betreft was het jubileumboek over het Gentse Atheneum behulpzaam, dat door Claude Everaert en Greta Fabré-Meeus is gemaakt: Liber magistrorum; 1797-1997. Daarin staan vanaf 1900 de gegevens van de meeste docenten. Het boek bespreekt ook een honderdtal bekende leerlingen onder wie Minnaert (1904-1910). Van de kring van flamingante leerlingen, het Taalkundig Leerlingen Genootschap De Heremans' Zonen, is bij het 50-jarig bestaan (1885-1935) een Gedenkboek uitgebracht. Marcels bemoeienis met haar maandblad De Goedendag (1908-1914), waarin onder meer de dood van redacteur Evariste Verdurme en het 25-jarig bestaan van de kring vallen, krijgt ruime aandacht van samensteller Paul De Keyser, die ooit Marcels kompaan in de filosofie was. De publicatie van de germanist Daniel Vanacker, Het Aktivistisch Avontuur (1991), beschrijft onder meer de oprichting van het Gentse Jong-Vlaanderen, de meest radicale vleugel van het activisme. Minnaert speelt een hoofdrol: hij wordt op 50 van de 400 pagina's minstens eenmaal aangehaald. Vanackers studie, die is gebaseerd op een | |
[pagina 507]
| |
omvangrijke bronnenstudie, leverde de biograaf een schat van gegevens over Minnaert en zijn omgeving. In 1993 hield Vanacker voor Nederlandse en Vlaamse astronomen een lezing over De jonge Minnaert, die is gepubliceerd in Wetenschappelijke Tijdingen. Vanackers werk is de belangrijkste bron voor Minnaert in Vlaanderen. Dan bestaat er een boek met documenten (verklaringen, brieven, protocollen en notulen) van Jong-Vlaanderen van Marcel Van de Velde uit 1941: Geschiedenis der Jong Vlaamsche Beweging (1914-1918). De bijdragen van Minnaert kunnen direct uit deze bron worden geput. Bij het persklaar maken van dit boek verscheen Joris Dedeurwaerders Professor Speleers; een biografie (september 2002). Het is de levensbeschrijving van de tweede rector van de Vlaamsche Hoogeschool, die onder meer voorzitter was van het anv-Gent dat Minnaert in 1915 royeerde. Dedeurwaerder schrijft uitgebreid over de actie van de Vlaamse Beweging voor de vervlaamsing van de Gentse universiteit waarin de katholiek Speleers een vooraanstaande rol speelt; ik heb eigen historische uiteenzettingen bekort onder verwijzing naar Dedeurwaerder. Ten slotte zijn nog twee Dagboeken gebruikt: het eerste over het jaar 1918 is van een vriendin van Minnaert, studente aan de Vlaamse Hogeschool: Jet Mahy. Het van eigen tekeningen voorziene notitieboek van deze activiste die in 1919 naar de Verenigde Staten emigreerde is in het bezit van haar oomzegger Rudolf Mahy te Edegem. Het tweede is het Dagboek van de historicus Paul Fredericq, dat berust in de handschriftenzaal van de Universiteit van Gent en relevante passages bevat, te beginnen met zijn visie op het optreden van de Leidse hoogleraar Bolland in 1912. In februari 1915 maakte Fredericq een bijna woordelijk verslag van het bezoek van Minnaert namens Jong-Vlaanderen. De meeste correspondentie van de jonge Minnaert zal verloren zijn gegaan bij de verwoesting van zijn huis op 11 november 1918. Enkele van zijn brieven zijn bewaard in archieven van de adressanten. In de eerste plaats moet genoemd worden het archief van de filosoof Bolland in de handschriftenzaal Dousa van de Leidse Universiteitsbibliotheek, dan het archief van Jan Burgers, theoreticus stromingsleer, in het Delftse Burgers Instituut, het archief van de Drentse historicus L. Buning in het Algemeen Rijksarchief te Den Bosch, dat van de Duitse atoomtheoreticus Arnold Sommerfeld in München en het ar- | |
[pagina 508]
| |
chief van Frederik C. Gerretson, alias de dichter Geerten Gossaert, van het Algemeen Rijksarchief in Den Haag. De activiteit van Buning leverde een hagiografische schets: Het strijdbare leven van J.D. Domela Nieuwenhuis Nyegaard; Vlaming door keuze (1975). Buning startte eind jaren zestig een correspondentie met de oprichters van Jong-Vlaanderen. In zijn archief rusten honderden brieven, waaronder enkele tientallen van Minnaert (1968-1970). De intensiteit van Minnaerts bemoeienis met het activisme verplichtte de biograaf zich op de hoogte te stellen van opvattingen van vroegere makkers zoals Leo Picard en Arthur Faingnaert, van passivisten en tijdgenoten zoals Vermeylen en Fredericq, van wetenschappelijke studies zoals die van Lode Wils en Daniel Vanacker, van de opvattingen van Groot-Nederlanders zoals Pieter Geyl en Arie Willemsen en van hen die zoals Ernst Kossmann, Piet de Rooy en Theo Luykx nuchter naar de geschiedenis van Nederland en België kijken zonder daarin een gewenste ontwikkeling te willen terugzien. De auteur heeft zich naar vermogen verdiept in de Vlaamse problematiek om de persoon van Minnaert in zijn context te kunnen plaatsen. Hij voegt weinig origineels toe aan de studies waarop hij zich baseert. Hij kan wel de omstandigheden en de keuzen van zijn hoofdpersoon voor het voetlicht brengen en begrip wekken waar aanvankelijk verbazing zal overheersen. Een welkome introductie in de cultuur van Vlaanderen was Wim Verrelsts Trots en schaamte van de Vlaming (1992), dat het al te partijdige Sire, er zijn geen Belgen (1988) van de Nederlander Jeroen Brouwers kon aanvullen. Het materiaal uit de Dagboeken gaf al een unieke schets van de gezinssituatie van twee werkende leraren in het Brugge van de jaren negentig van de 19e eeuw. Voor een sfeerschets van Brugge is de biografie van Van der Plas van Guido Gezelle (1990) heel geschikt evenals de beschrijvingen van Streuvels en Van de Woestijne waarnaar de literatuurlijst verwijst. Voor een sfeerschets van de stad Gent omstreeks 1900 kan de lezer terecht bij de biografieën van Frans Masereel (Van Parys, 1995) en Richard Minne (Daane, 2001). Op de valreep verscheen in de nazomer van 2002 de biografie van Joris Dedeurwaerder over de arts Reimond Speleers. Hoewel deel i van deze biografie, Minnaert in Vlaanderen, al gereed was, is deze nieuwe bron voor de geschiedenis van het activisme verwerkt, zowel | |
[pagina 509]
| |
in de tekst als in de noten van deel i en ii. Dedeurwaerder doet de katholieke tak van die beweging meer recht dan tot nu toe het geval was. Het lag niet voor de hand dat er nog mensen geïnterviewd konden worden die over de jeugd van Minnaert uitsluitsel konden geven. Een uitzondering vormt nochtans het interview met de hoogbejaarde Dé Fornier te Santpoort, dochter van de activistische voorman Alfons Fornier: zij herinnerde zich de bezoeken van Marcel en zijn moeder aan het gezin van zijn peetoom Gillis Minnaert. De gesprekken en interviews worden apart verantwoord.
In de literatuurlijst staat een overzicht van de gebruikte boeken bij deel i. Een nootnummer in de tekst verwijst naar de betreffende auteur en het jaartal, eventueel naar de pagina, van het boek. Omdat veel meer boeken dan tijdschriften geraadpleegd werden, werden de tijdschriftverwijzingen in deel i in deze lijst opgenomen. Vaak vermeldt een noot kortheidshalve de naam van de schrijver, de jaargang van het boek of artikel en de desbetreffende pagina: met behulp van de literatuurlijst kan de informatie worden opgediept. |
|