Marcel Minnaert astrofysicus 1893-1970
(2003)–Leo Molenaar– Auteursrechtelijk beschermdDe rok van het universum
[pagina 151]
| |
Deel II (1919-1945)
| |
[pagina 153]
| |
Asiel in Zeist en in SoestMinnaert had zich eind 1918 met zijn moeder in Zeist gevestigd. Zij konden kennelijk over contant geld beschikken. Hij kon onmiddellijk aan het werk op het Fysisch Laboratorium van de zonnefysicus W.H. Julius.Ga naar eind2 Hij schreef zijn vriend Jan Burgers dat hij met zijn moeder en een collega een riant onderkomen had gevonden aan de Slotlaan 70 te Zeist. Hij kondigde al aan dat hij verstek zou laten gaan bij een reünie van het dispuut Christiaan Huygens.Ga naar eind3 Hij zei weinig vrije tijd te hebben, zijn ‘oude, dappere moeder’ niet graag alleen te laten en te moeten bezuinigen om kameraden te kunnen helpen in Nederland ‘en in 't bezet gebied’. Met die laatste term gaf hij een bondig oordeel over de gebeurtenissen in Vlaanderen. Na enkele maanden verhuisden ze naar Soest, waar ze neerstreken in de Malvahoeve aan de Boschstraat 2. Die lag in de humanitaire kolonie Chreestarchia van Lodewijk van Mierop en Felix Ortt: het was een van de idealistische enclaves die Nederland indertijd rijk was. In deze kring van vegetariërs, niet-rokers en geheelonthouders voelde Minnaert zich thuis.Ga naar eind4 De stroom Belgische vluchtelingen had in 1914 in de kolonie gezorgd voor veel discussie over het Vlaamse vraagstuk. Het Belgische dorp bij Amersfoort, De Vlaschakkers, had op een halfuur gaans gelegen. Chreestarchia had activisten opgenomen zoals de kleermaker Arthur Faingnaert en het gezin van Jef en Marie Hinderdael. Jef was net als Minnaert medewerker van De Vlaamse Post geweest. Bij Ortt thuis hadden Vlaamse concerten plaats met Lieven | |
[pagina 154]
| |
Duvosel aan de piano en zang van de Vlaamse minstreel Geert Dils. De debatten over Vlaanderen hadden Ortt geïnspireerd tot het schrijvenGa naar eind5 van Staat en Volk: volgens Ortt had de Belgische staatsziel geen enkel raakpunt met de Vlaamse volksziel. De zogenaamde verraders van 1918 behoorden tot de edelsten van het Vlaamse volk. In een Nawoord bracht hij een ‘eerbiedige hulde’ aan de veroordeelden, ‘hoogstaande figuren, waarvan ik enkelen met trots mijn vrienden mag noemen’. Tot die figuren behoorden de Minnaerts, die zijn naaste buren waren. Minnaert meldde Burgers:Ga naar eind6 ‘We wonen hier heerlijk te midden van bos, duin, hei, en weide, in een vreedzame, sterkende omgeving waar men rustig en flink kan werken; mijn moeder fleurt hier op en verdikt dat het een genot is; door een toeval hebben we een helft van een gemeubileerde villa kunnen huren, prachtig modern gebouwd, een huis waar 't een genot is in te leven - en dat voor weinig geld. Een beetje last is er wel bij gekomen doordat we een Gentse activistische jonge dame bij ons hebben opgenomen, maar dat is dan weer prachtig gezelschap voor mijn moeder en ik zal niet ontkennen dat ik er ook wel in mijn schik mee ben.’ Zij boden dus onderdak aan Jet Mahy in afwachting van de formele regeling van haar overtocht naar haar verloofde in de Verenigde Staten. Elke ochtend wandelde Minnaert door duin en hei naar Soesterberg; een halfuur later was hij met de trein in Utrecht. 's Avonds om zes uur was hij weer thuis. Dat uur van wandelen verspilde hij niet. Hij tekende de ribbels in het duinzand voor Burgers uit: ‘Ik hoop wellicht enkele aerodynamische wetten in hun verloop terug te vinden en misschien zelfs uit hun onderlinge afstand enige maatstaf te kunnen vinden voor de druk die door de wind wordt uitgeoefend.’ Dat was interessant voor Burgers, die in Delft hoogleraar in de stromingsleer was geworden. De heide zat vol interessante verschijnselen zoals de heksenkringen, gevormd door de Carea arenaria. Minnaert schetste die en vertelde hoe er door afsterving slechts een raadselachtige ring overbleef:Ga naar eind7 ‘Ten slotte zou ik je nog moeten vertellen over een klein onderzoek dat ik thuis uitvoer betreffende de tonen van luchtbellen die zich in water en andere vloeistoffen vormen; voor zover ik weet is het een geheel nieuw onderwerp, rijk, en dat toch overal rondom ons zijn toepassing vindt.’ | |
[pagina 155]
| |
Marcel was met zijn 26 jaar een druk bezet man. Een liefdesrelatie leek ongepast in deze hectische tijd. Dat hij nochtans hunkerde naar een liefdesleven bleek uit zijn blijdschap over het huwelijk van Burgers met de natuurkundige Nettie Roozeschoon:Ga naar eind8 ‘Wat moet het een genot zijn, zich helemaal nieuw te kunnen inrichten, nieuwe gewoonten aan te nemen, een nieuw gevoels- en gedachteleven te leiden volkomen in overeenstemming met wat men zich als modern idealist had gewenst!’ Overigens was dat moderne idealisme voor Jan Burgers, net als voor andere Leidse kameraden zoals Dirk Jan Struik en Jan Romein, het communisme van de cph.Ga naar eind9 | |
De herrijzenis van het Vlaams-nationalismeMinnaert zette zich in voor financiële hulp aan de ballingen en voor herstel van contact met het thuisfront. Begin juni 1919 vond een eerste bijeenkomst plaats van het Vlaamse Comité in Den Haag, waar hij aanwezig was.Ga naar eind10 De nationalisten boekten aan het eind van dat jaar een electoraal succes. Minnaert schreef enthousiast aan Burgers:Ga naar eind11 ‘Je zult gehoord hebben van de Frontpartij, dat zijn de soldaten van de IJzer verenigd met onze activistische strijders; voor 't eerst zijn die in November bij de verkiezingen als nationale partij opgetreden, en hebben vijf zetels behaald. Dat is buiten alle verwachting mooi, voor wie onze toestanden kent.’ Minnaert schreef dat de vijf Vlaamse afgevaardigden te Gent waren gehuldigd en openlijk hadden verklaard dat zij hun overwinning dankten aan de activisten: ‘Een grote stoet vormt zich en betoogt in de stad, onder de kreten: ‘Leve de activisten! Leve de gevangenis!’’ Het werd hem steeds duidelijker dat de nationalisten zouden overwinnen: ‘Bijzonder verheugt het me dat de bolsjewiki zich onmiddellijk op nationaal standpunt stelden, en dat ze plechtig verzekerden aan de gezanten van Afghanistan de kleine nationaliteiten te verlossen. Waar een volk vrij is, moet het gezag vanzelf in handen der democratie komen. Ondertussen slaan de bannelingen zich door tal van moeilijkheden heen, maar houden meestal het hoofd boven water.’ Minnaerts opmerking over de bolsjewieken die het ‘recht der naties op zelfbeschikking’ erkenden moest Burgers een hart onder de riem steken. Dat die erkenning in de praktijk moest wijken voor het hogere | |
[pagina 156]
| |
belang van de wereldrevolutie, in casu de Sovjet-Unie, zou pas de komende jaren blijken. De eis van amnestie voor de veroordeelde activisten werd het zwaartepunt van de activiteit van de Vlaamse nationalisten. Ook kwam een beweging op gang onder familieleden van de gesneuvelden. Op honderden graven van Vlaamse jongens stonden Keltische kruisen, ontworpen door de Iers-Vlaamse kunstenaar Joe English met het opschrift Alles Voor Vlaanderen/ Vlaanderen Voor Kristus. Na de oorlog liet de regering die vervangen door eenvoudige stenen met de driekleur van België en het opschrift Mort pour la patrie. In één geval werden de kruisen geplet en verwerkt in de bestrating. Dit zou mede de aanleiding worden voor de organisatie van jaarlijkse bedevaarttochten en het oprichten van de IJzertoren in Diksmuide. De woordbreuk van koning Albert inzake de vernederlandsing van Gent zou zijn stempel op de jaren twintig drukken.Ga naar eind12 De vreugde over het beëindigen van de bezetting was aanvankelijk algemeen. Omdat de Belgische staat activisme en Vlaamse emancipatie bewust door elkaar haalde, werd zijn optreden in toenemende mate ervaren als onderdrukking van de Vlaamsgezindheid. Het negatieve oordeel van de activisten over België leek achteraf gerechtvaardigd te zijn. De wrok jegens België nam toe. Het leek wel of de Vlaamsgezinde bevolking van België niet bij de winnaars van de Wereldoorlog had behoord, maar bij de verliezers. Het land raakte verscheurd door de Vlaamse kwestie. | |
Minnaert offert zijn familienaamIn de zomer van 1919 overleed Marcels peetvader Gillis Desideer Minnaert.Ga naar eind13 De Belgische staat had hem nog voor het gerecht gedaagd, hoewel van hem geen organisatorische betrokkenheid bij het activisme bekend is. Zijn dochter Marie, die met een Nederlander was getrouwd, mocht hem niet bezoeken. In een afscheidsbrief klaagde hij: ‘Hoe is het mogelijk dat de heren inspecteurs zich voor eigen landgenoten zo weinig menslievend tonen, dat ze alleen als ik in doodsgevaar verkeer, u een paspoort zullen geven!’ De rouwannonce vermeldde zijn beide Ridderordes, maar zweeg over het voorzitterschap van het liberale Willemsfonds. | |
[pagina 157]
| |
In 1924 gebruikte Marcel Minnaert het tijdschrift Vlaanderen om de nagedachtenis van zijn oom te claimen voor het activisme. Dit steile ballingenblad van de classicus Josué De Decker en de priester Robrecht De Smet, orgaan van het Verbond van Vlaamse Nationalisten De Blauwvoet, predikte de onverzoenlijkheid jegens België. In elk exemplaar stonden de Tien Geboden van de Vlaamse Nationalist. Die eisten onder meer: ‘Gij zult geloven in één vaderland: Vlaanderen’; ‘Gij zult ter bevrijding van uw vaderland alle doeltreffende hulp aannemen’; ‘Gij zult het Groot-Nederlandse streven bevorderen met woord en daad’ en ‘Gij zult België verzaken met al zijn pomperijen’. Het gebod inzake de hulp rechtvaardigde de samenwerking met Duitsland in verleden, heden en toekomst. Vlaanderen maakte ketterjacht op elke flamingant die maar het minste vertrouwen toonde in een federale weg naar Vlaanderens zelfstandigheid. Minnaert werd een huisvriend van De Decker.Ga naar eind14 Minnaert beweerde dat de liberale mannen van het Willemsfonds zijn oom doodzwegen, al was die verantwoordelijk geweest voor de grote bloei van deze instelling:Ga naar eind15 ‘Van geen enkele activistische vereniging is hij lid geweest. Maar zijn sympathie was met ons en in zijn trouw Vlaams hart wenste hij ons zo vurig de overwinning toe! Had hij niet het recht zijn eigen gedachten te hebben?’ De Vlaamsgezinde liberalen hadden voor Minnaert afgedaan: bij de meesten werd thuis Frans gesproken. De Vlaamse nationalisten waren thans de dragers van Vlaanderens toekomst: ‘De arbeid die ik poog te verrichten voor de Vlaams-nationale Beweging beschouw ik als de rechtstreekse voortzetting van het werk van mijn oom.’ Minnaerts bewering dat Gillis Desideer in zijn hart voor het activisme had gekozen, was een nieuw gegeven. Met zijn tante Marie en zijn nichten Marie en Helena zal hij niet overlegd hebben. Minnaert offerde zijn familienaam op het altaar van het Vlaams-nationalisme. Misschien leek hem dat het minste wat hij als balling voor zijn kameraden kon doen. De Minnaerts hadden een eigen rekening met België te vereffenen. Het huis van Jozefina Minnaert aan de Parklaan was na de verwoesting voor de helft van de marktprijs verkocht. Zij was vervolgd noch veroordeeld. Zij eiste daarom van de Rechtbank voor Oorlogsschade de vergoeding van de waardedaling. De zaak werd slepende gehouden en de afloop is niet bekend. De Minnaerts konden financieel goed uit de voeten, zodat Jozefina tenminste haar resterende huizen te gelde moet | |
[pagina 158]
| |
hebben gemaakt. In de loop van 1920 besloten ze een huis in Bilthoven te laten bouwen, opnieuw in de Parklaan. Op het dak liet Minnaert een uitkijktoren installeren, zodat hij kon genieten van sterrenhemel en zonsopgang. Op twee gevelstenen, links en rechts, konden de buurtgenoten kennisnemenGa naar eind16 van de strijdkreet van Albrecht Rodenbach: Vliegt de Blauwvoet? Storm op zee! Hun post ging met ingang van 1921 naar Huize De Blauwvoet. Volgens een buurjongen was de grijze Jozefina de hele dag bezig met haar tuin: ‘Het was er zomers één golvende zee van veelkleurige bloemen’. | |
Discussies onder ballingenEnkele bewaarde brieven en kaarten geven een indruk van wat Minnaert bezighield. Vermeldenswaard is een celbrief van najaar 1919 van Roza De Guchtenaere, de gewezen voorvechtster en directrice van het Gentse meisjesatheneum en een oud-leerlinge van Jozefina:Ga naar eind17 ‘Medelijden zegt Marcel, en ook Gij wilt mijn toestand verbeteren. Och! Ik wou dat ik u van mijn vreugde en kalm geluk kon mededelen, maar mijn hart vliegt u in dank tegemoet voor de hechte, duurzame genegenheid die uit uw beider brieven straalt. Ik had het me ook heel anders, veel vreselijker voorgesteld. Mijn cel is me reeds lief als een tehuis, binnen welks wanden ik een veel grotere vrijheid geniet dan het leven ons meestal gunt. De eenzaamheid drukt me niet, integendeel, ik zie met angst de woeligheid van het gewone leven tegemoet.’ Deze berustende en onwankelbare Roza werd na haar vrijlating eind 1921 een trouw bezoekster van Huize De Blauwvoet. Minnaert mengde zich in 1920 opnieuw in de discussie over de strategie.Ga naar eind18 Hij schreef in Federalisme of Nationale staat dat er twee soorten federalisten waren. De principefederalisten namen afstand van de staatsbemoeienis en ijverden voor decentralisatie. Hiertoe rekende hij vrienden zoals Jacob, Herman Vos, Gerretson, P.H. Ritter jr en Leo Picard. Minnaert vond echter dat een gecentraliseerd Vlaanderen zijn positieve rol binnen een toekomstige Wereldfederatie beter zou kunnen vervullen. Deze mensen maakten fouten, ‘maar wat zijn ze me tenslotte lief door de eerlijkheid van hun overtuiging’. De tactiekfederalisten schrokken echter terug voor het ideaal: ‘Waarom zou de weg | |
[pagina 159]
| |
voor ons slecht zijn, die de Polen, de Ieren, de Joden tot hun doel voert?’ Minnaert pleitte zelf voor een onafhankelijk Vlaanderen en plaatste daarmee tegenover de federalisten van elke snit: ‘De hoofdzaak blijft gemengde staten te bestrijden, welke onze volksaard bedreigen met de ondergang en waaruit het allerhoogste tijd is ons te redden.’ Hij koos consequent voor de rechte lijn, de moeilijkst begaanbare weg en de meest anti-Belgische politiek. Minnaert schreef herhaaldelijk met de gevangen Cesar De Bruyker, de bioloog die Mac Leod had vervangen op de Vlaamse Hogeschool. Hij meldde dat een Gentse flamingant hem had gemeld dat de passivist Kamiel De Bruyne een stampvolle zaal had toegesproken:Ga naar eind19 ‘Zo iets stemt treurig. Dat je niet optimistisch bent verwondert me niet; de toestand is verre van rooskleurig, en ik verzeker je dat, uit de verte gezien door een toeschouwer, de aanblik steeds mistiger en valer wordt. Er is maar een ding dat helpen kan: radicalisme en nogmaals zuiver nationaal gevoel; misschien zou het nog het allerbeste zijn een reeks toneelvoorstellingen, door liefhebbers gespeeld, slecht misschien, maar meeslepend, romantisch; en dat op grote schaal, iedere week honderd voorstellingen. Kunst spreekt tot het volk, maakt sluimerende krachten wakker, verheft de mens boven zijn eigen middelmatigheid. Dromerijen? Misschien...’ Begin 1924 kwam de katholieke flamingant Frans Van Cauwelaert in Utrecht spreken over Vlaanderen in het kader van Geloof en Wetenschap. Minnaert had namens de Utrechtse Vlaams-Hollandse Vereniging bij de katholieke vereniging Geloof en Moed bedongen dat dan ook een tegenstander mocht spreken, zij het op een volgende bijeenkomst.Ga naar eind20 Hij probeerde de filoloog Willem De Vreese, inmiddels gemeentebibliothecaris van Rotterdam, over te halen die uitdaging aan te nemen. Uiteindelijk vond hij in de arts Reimond Speleers, de tweede rector van de Vlaamse Hogeschool, een bekwaam verdediger van het Vlaams-nationalistische standpunt.Ga naar eind21 Er was Minnaert veel aan gelegen dat het debat over Vlaanderen werd gevoerd en de argumenten van de Belgische regering en de passivistische tegenstanders werden weersproken. Minnaert werd bibliothecaris van De Dietse Bond. Op een kaartje uit 1924 schreef de balling Jules SpincemailleGa naar eind22 dat hij Minnaert zijn adreslijst van Vlamingen in Nederland en het buitenland zou doen | |
[pagina 160]
| |
toekomen. Minnaert hield kennelijk ‘ambtshalve’ de administratie van de activistische ballingen bij. | |
Bestuurslid van De Dietse BondDe Dietse Bond was op 23 juni 1917 opgericht om het passivistische Algemeen Nederlands Verbond (anv) te vervangen. Hij kende als ‘enig richtsnoer het zuiver Groot-Nederlands belang’ en verwierp ‘iedere met dat belang strijdige vreemde invloed’. Zijn leden konden zelf uitmaken of zij de nadruk legden op de politieke of de culturele aspecten van Groot-Nederland. België moest uiteindelijk verdwijnen. De Bond ging uit van de godsvrede, was links noch rechts, beoordeelde slechts wat goed was voor Vlaanderen: ‘Het behoud en de ontwikkeling van de Dietse beschaving en de maatschappelijke welvaart van de Dietse Stam als een geheel voor ieder der afzonderlijke delen is een levensbelang.’ Hij had het activistische Dietse Stemmen opgericht, waarvoor Minnaert zijn serie over het nationale vraagstuk had geschreven.Ga naar eind23 Na de oorlog was het blad opgeheven. De Algemene Ledenvergadering van 1 oktober 1921 koos Minnaert tot bestuurslid.Ga naar eind24 Hij maakte daardoor deel uit van een gezelschap van hoogwaardigheidsbekleders, cultuurdragers en wetenschapsmensen van wie de Zuid-Afrikaanse generaal J.B.M. Herzog erevoorzitter was, de Nederlandse jurist mr P.W. de Koning voorzitter en de Vlaamse dichter dr René De Clercq en de Zuid-Afrikaanse dr Ph.R. Botha ondervoorzitters. Behalve Minnaert waren de Utrechtse jurist dr A.J.M. (Anton) van Vessem, dr J. (Josué) De Decker, hoofdredacteur van Vlaanderen, de Gentenaar Boudewijn Maes en de geograaf prof. mr S.R. Steinmetz bestuursleden. In februari 1922 nam MinnaertGa naar eind25 op zich te onderzoeken of Vlaamse kinderen een vakantie in Nederland konden krijgen: hij startte een bescheiden uitwisseling van de kinderen tussen de gezinnen van ballingen en Vlaamsgezinden in Nederland en die van nationalisten in Vlaanderen. Het bestuur richtte in 1922, op voorstel van de Utrechtse journalist P.H. Ritter jr, het Diets Studenten Verbond op als alternatief voor de studentenafdeling van het anv. Een commisie met Minnaert als secretaris reikte enkele studiebeurzen uit aan uitgeweken studenten.Ga naar eind26 | |
[pagina 161]
| |
De activiste Roza De Guchtenaere had voorgesteld begroetingsdagen te organiseren tussen de ballingen en de nationalisten in Vlaanderen. Minnaert besloot de organisatie daarvan op zich te nemen. Zij sprak op de Guldensporendag van 1923 in Utrecht en logeerde in huize De Blauwvoet. Een maand later vond de eerste Begroetingsdag in Hansweert plaats, waar Roza een van de spreeksters was. Minnaert schreef:Ga naar eind27 ‘Voor de Vlamingen uit Vlaanderen betekent de begroetingsdag: dat de Vlaamse strijd geplaatst wordt in het teken van het activisme. Voor de uitgewekenen betekent hij: dat zij trouw blijven aan de Vlaamse idealen en aan de broeders die ginds de strijd voeren. Voor allen: dat de liefde voor Vlaanderen alle tegenstellingen kan overbruggen, onenigheid kan verzoenen.’ Volgens de romantische Minnaert waren er slechts twee gelegenheden waarbij het Vlaamse gevoel zo sterk was dat allen de handen ineensloegen: de grote Bormsbetogingen en deze Begroetingsdagen. In de zomer van 1923 verzorgde Minnaert ook nog een bijeenkomst van Dietse nationalisten te Vlake; behalve de organisatie nam hij ook de inhoud van het programma voor zijn rekening. Dat zou gelden voor de meeste Landdagen en Begroetingsdagen die zouden volgen. De bestuursverslagen vermelden soms interventies van Minnaert. Op zijn voorstel besloot het Bestuur het on-Nederlandse gedrag van de Commissaris van Noord-Brabant aan te klagen, omdat die de koning van België te Gent in het Frans had begroet. Bij een andere gelegenheid was er verschil van mening over de beoordeling van het Belgisch-Nederlands Verdrag.Ga naar eind28 ‘De heren Minnaert en Besse oordeelden dat Nederland een deel van zijn soevereine rechten prijs gaf, terwijl de heer Minnaert bovendien vreesde dat Nederland teveel in de belangensfeer van België en Frankrijk was geraakt.’ Bij zulke gelegenheden koos Minnaert onveranderlijk voor het meest anti-Belgische standpunt. De gekerkerde August Borms werd op 26 januari 1925 erelid van het bestuur. Met ingang van de jaargang 1926-1927 begon De Bond het maandblad De Dietse Gedachte. | |
Lezingen voor Vlaams-Nederlands publiekMinnaert hield in de jaren twintig tal van toespraken voor ballingen, tot in Indië toe. Zijn lezingenGa naar eind29 gaan bijvoorbeeld over de componist | |
[pagina 162]
| |
Benoit, over de dichters Vuylsteke en Rodenbach, over de schrijver Hendrik Conscience en diens Leeuw van Vlaanderen, over het werk van de gekerkerde neerlandicus Antoon Jacob of Over de noodzaak van Cultureele Toenadering tussen Vlaanderen en Holland. Die lezingen roepen steevast de herinnering op aan het verlaten land en wekken op tot hoop en optimisme. Minnaert kon van een donderwolk de zilveren rand zien. Hij schreef zulke verhalen met de hand en dateerde ze niet. Een artikel waarin hij pleit voor de vrijlating van Jacob zal voor 21 november 1923 geschreven zijn. Veel lezingen werden bijgesteld en geactualiseerd. Een van die lezingen voor Vlaamsch-Hollandsche Vereenigingen en verwante gezelschappen gaat bijvoorbeeld over de componist Peter Benoit: ‘Ik zou U willen uitnodigen mij in gedachten te volgen naar het land dat ten Zuiden van uwe grenzen ligt en dat op de kaart ‘België’ heet.’ In het Vlaamse landschap werd in 1838 Benoit geboren: ‘Wie vertelt hoe het landschap dat ons omringt onbewust op ons inwerkt gedurende onze kindsheid? Wie verklaart de geheime banden? Tijdens deze periode van het onbewuste, tijdens zijn jongelingsjaren, ontstond langzamerhand in Benoit die diepe liefde voor zijn geboortegrond, voor zijn Vlaams vaderland en zijn Vlaams volk, waardoor hij later Vlaanderens nationale toondichter bij uitnemendheid zou worden. Zijn verder leven zal meer en meer in het teken komen te staan van het nationalisme.’ Daarop volgde een taaie strijd van twintig jaar met de instituties, die in 1898 het Koninklijk Vlaams Conservatorium opleverde. De Tsjechen en de Noren verwerkten de volksmuziek in hun nationale muziek. Benoit gebruikte die liederen niet, omdat hij zich zo sterk had ingeleefd in de geest van het Vlaamse volkslied dat hij zélf volksliederen kon scheppen: ‘Hij was zelf een stuk volk geworden.’ Dat sloeg Minnaert hoger aan dan het omvormen van een volkswijsje: ‘Benoit schudt de toehoorder wakker, grijpt u aan. Elk van zijn werken is getekend door zijn leeuwenklauw. Je hebt er wat aan. Duidelijke melodische lijnen, wapperend als vlaggen; eenvoudige, gespierde harmonieën; pakkende ritmes in de geest van de volksliederen en volksdansen; vertellend van dapperheid, van zelfbewuste kracht, van edele fierheid.’ Bij de cantate De Schelde op tekst van E. van Hiel, ‘een gedicht als een brood’, nam Minnaert de politieke actualiteit mee. Een van de | |
[pagina 163]
| |
voordrachten viel in de tijd van het Belgisch-Nederlandsch Verdrag, toen de ontsluiting van de Schelde aan de orde was. Minnaert vermaande:Ga naar eind30 ‘De Schelde is in de laatste maanden in meer dan een opzicht berucht geworden. Als men u nog zegt ‘de Belgen willen de Schelde’, antwoordt dan ‘ja, maar de Vlamingen zullen er zich tot het uiterste tegen verzetten’. Want voor hen is de Schelde de stroom van Nederland. Dát is het beste antwoord op de annexatieplannen.’ Op zo'n avond riep Minnaert de nostalgische herinnering aan Vlaanderen op, gebruikte hij de piano om Benoit te introduceren, verbond hij kunst en cultuur met nationaliteit, behandelde hij de politieke actualiteit en wakkerde hij het verzet tegen België aan. In deze kringen werd hij een geliefd inleider. | |
Vlaanderen in gistingIn een lezingGa naar eind31 voor studenten van eind jaren twintig over Nationalisme en internationalisme verwees Minnaert naar de invloed van het bolsjewisme en van fascistische leiders zoals Mussolini. Zij brachten ongekende krachten in beweging, die dienstbaar gemaakt moesten worden aan het streven naar een harmonische wereldfederatie en ontwapening. Hij riep op tot idealisme en onverschrokkenheid, sprak over het ‘zelf oorzaak zijn’ en van de almacht van de mens. Ook in Vlaanderen won het nationalisme veld. De historicus Pirenne duidde de activisten nog aan als een ‘nietige groep te midden van een bevolking die ze met afschuw verloochende’.Ga naar eind32 Dat bleek tien jaar na 1918, om precies te zijn op 9 december 1928, niet langer het geval te zijn. In Antwerpen werden tussentijdse verkiezingen gehouden vanwege het overlijden van een liberaal Kamerlid. Socialisten en katholieken zagen af van een kandidaat. De activist Herman Vos, woordvoerder van de Frontpartij, stelde de gekerkerde August Borms kandidaat, al kon die geen volksvertegenwoordiger worden. De Brusselse elite ging ervan uit dat de liberale kandidaat moeiteloos zou winnen. Borms kreeg echter 83.000 stemmen tegen de liberaal 44.000, terwijl 58.000 biljetten blanco of ongeldig bleken. De Antwerpenaren hadden hun gram gehaald op de anti-Vlaamse geest van de Belgische staat:Ga naar eind33 Tijl Uilenspiegel had de autoriteiten een nieuwe poets gebakken. | |
[pagina 164]
| |
Op 17 januari 1929 werd Borms onvoorwaardelijk vrijgelaten. Op zondag 3 februari 1929 defileerden tienduizenden in Antwerpen voor de ‘koning van Vlaanderen’. Ballingen zoals René De Clercq staken in groten getale de grens over. Op 19 januari was immers de Uitdovingswet in werking gesteld. De oud-activisten konden de grens weer over, zonder gearresteerd te worden. De wet bracht echter vooral verbittering teweeg. Er vond geen herstel in rechten plaats: de veroordeelden konden geen ambtelijk beroep uitoefenen en geen politieke functies aanvaarden. Ook de confiscaties werden impliciet bevestigd. Minnaert ondertekende de Verklaring der veroordeelde Vlaams-nationale activisten. Die keurde dit ‘wangedrocht’ af en richtte zich tot Borms met een krijgshaftig ‘Gij torst de standaard. Onze hulde is die van de krijgsman: diep en kort.Ga naar eind34’ Er volgden Bormshuldigingen in een reeks Nederlandse steden, waaronder die in Utrecht van 16 maart. Minnaert werd lid van het Comité Recht en Herstel, dat op 4 mei 1930 in Brussel werd opgericht.Ga naar eind35 Minnaert ging zich bemoeien met de leiding van de Vlaamse Beweging, die hopeloos verdeeld was. Hij had op de Landdag in Breda van 1927 gepleit voor een overkoepelende leiding van de Vlaamse nationalisten. De vrijlating van Borms gaf een impuls aan het idee dat er een hoogste gezag moest komen, een Raad, die de onafhankelijkheid van Vlaanderen zou voorbereiden. Op 23 november 1929 had in Antwerpen een vergadering plaats: Minnaert maakte zijn mening schriftelijk kenbaar. Twee weken later werd een geheime Vlaamse Volksraad samengesteld. Die stuurde 139 uitnodigingen naar vooraanstaande personen, waarvan bijna de helft onbeantwoord bleef: 53 uitverkorenen stemden toe en 20 mensen weigerden. Na deze tegenslag werd Borms persoonlijk opgedragen contact te zoeken met organisaties en mensen, opdat een nieuwe Raad van Vlaanderen kon worden opgericht. In de loop van 1931 kwam een Beginselverklaring tot stand, die door Borms en René De Clercq was opgesteld. Alleen Borms kende de namen van degenen die voor een lidmaatschap werden uitgenodigd: het geheime lid moest een schriftelijke eed retourneren. De Raad had geheime commissies ingesteld.Ga naar eind36 Het geheel doet denken aan ondernemingen zoals De Vlaamse Veem en Jong-Vlaanderen. Ook Minnaert zal hebben ondertekend. In brieven die hij verstuurde aan De VreeseGa naar eind37 vertelde hij dat hij voorzitter was geworden van de commissie-onderwijs van deze Raad van Vlaanderen. | |
[pagina 165]
| |
De verkiezingen van het voorjaar van 1929 hadden winst opgeleverd voor de Vlaams-nationalisten. De wet van 5 april 1930 voorzag eindelijk in een geleidelijke vernederlandsing van de Gentse Rijksuniversiteit. Ze werd aangenomen met 154 stemmen voor en 6 onthoudingen. Rector August Vermeylen kon op 21 oktober 1930 de universiteit in het Nederlands openen. De studenten hadden Speleers, de tweede rector van de Vlaamse Hogeschool, gevraagd om een schaduwopening in De Uilenspiegel waaraan hij gaarne had voldaan.Ga naar eind38 Het principe ‘streektaal is voertaal’, verworpen in 1914, werd eindelijk aanvaard.Ga naar eind39 In 1931 trakteerden de Leuvense studenten koning Albert en koningin Elisabeth op een fluitconcert en een salvo van gekookte appelen.Ga naar eind40 De dubbelzinnige tactiek van de koning had gefaald. De prijs voor België was hoog. |
|