| |
| |
| |
Dialectlexicografie in Belgisch- en Nederlands-Limburg [door J.
Cajot]
| |
0.
Bijna een jaar geleden namen de Vereniging voor Limburgse Dialect- en
Naamkunde en de Afdeling Volkscultuur van de Culturele Raad (NL-) Limburg
(CRL) het initiatief samen een congres te houden over het plaatselijke
Limburgse dialectwoordenboek. Bij de daarop volgende besprekingen stelde de
CRL voor bij alle (NL-) Limburgse Colleges van Burgemeester en Wethouders
een schriftelijke enquête te houden over de stand van zaken in hun
respectieve gemeenten. Via de Culturele Dienst van Belgisch-Limburg werden
dezelfde enquêteformulieren verstuurd aan alle B-Limburgse burgemeesters en
- om de mazen van het net in deze gefusioneerde gemeenten enigszins te
verkleinen - ook aan alle bibliothecarissen, voorzitters van Culturele Raden
en van Heemkundige Kringen. Ook alle leden van de Vereniging voor Limburgse
Dialect- en Naamkunde werden door ons aangeschreven. Andere mensen die mij
op een of andere manier geholpen hebben zijn: de heren J. Bergers, M. de
Bruin, W. Gerritsen, Prof. J. Goossens, P. Goossens, Prof. M. Hoebeke, F.
Jaenen, G. Lemmens, J. Notten, P. Nissen, A. Stevens, L. Vos.
| |
Het enquêteformulier
Omdat mij de gepubliceerde idiotica, woordenlijsten en de aan de
Belgische universiteiten vervaardigde scripties wel bekend waren, werd
geïnformeerd naar:
a | Onuitgegeven (of in lokale bladen verschenen) materiaal. |
b | Mensen of groepen die aan een plaatselijke woordenlijst,
woordenboek of (in tweede instantie) grammatica werk(t)en. |
Dank zij de antwoorden op de tweede vraag kan ik ook verslag uitbrengen
over de aan de gang zijnde lexicografische projecten. De eerste vraag
heeft mij op het spoor gebracht van een aantal soms uitvoerige
dialectwoordenlijsten die in locale tijdschriften verschenen zijn, en
van enkele NL-Limburgse manuscripten.
| |
1. Bibliografie van de Limburgse dialectlexicografie
In de ruimte beperkt zich deze opsomming tot de beide provincies Limburg.
Daarmee steun ik wat de oost- en zuidgrens van dit gebied betreft, op
taalkundige feiten: de grens van het verspreidingsgebied van onze
standaardtaal. Onze noord- en oostgrens is uitsluitend gebaseerd op
bestuurlijke grenzen en | |
| |
het daar vanzelfsprekend uit
voortgevloeide Limburgse samenhorigheidsgevoel (loyauteit); door de
behandeling van Lommel en het gebied t.n.v. Meijel/Venlo steken we inderdaad de Uerdingerlijn (de
Brabants-Limburgse dialectgrens) over; anderzijds wordt het
Brabants-Limburgse overgangsgebied tussen Tienen en
Diest niet besproken.
Moeilijker was het vinden van een geschikt afgrenzingscriterium binnen de
lexicografie, vooral omdat door de enquête zelfs enige aanspraak op
volledigheid gemaakt kon worden. De problemen die hierbij gerezen zijn,
kunnen als volgt geformuleerd worden:
- | moeten naast de in boekvorm verschenen verzamelingen en de losse
woordenlijsten ook de woordregisters van plaatselijke grammatica's
opgenomen worden; |
- | beperken we ons tot lexicografische werken of citeren we ook studies
die bijv. een bijdrage leveren tot een of andere dialectologische
theorievorming en daarbij interessant woordmateriaal aanbrengen; |
- | bespreken we alleen alfabetisch ingerichte opsommingen en laten we de
systematisch behandelde woordenschat wegGa naar voetnoot(1); |
- | moeten ook publicaties aangehaald worden waarin Limburg als een deel
van een ruimer geografisch verband behandeld wordt; |
- | moeten ook manuscripten opgenomen worden? |
Mijn antwoord op deze vragen luidt als volgt:
opgenomen werden:
(a) | de mij bekende woordenschatverzamelingen die gepubliceerd werden, of
waarvan het manuscript als afgesloten beschouwd mag worden, |
(b) | de als appendix verschenen registers inzoverre ze als
vertaalwoordenlijst ingericht zijn, |
(c) | de woordenschatstudies, |
die betrekking hebben op één of meer dialecten uit Belgisch-Limburg of waarin
het Limburgse dialectgebied een centrale plaats inneemtGa naar voetnoot(2).
| |
| |
| |
1.1. Idiotica en dialectwoordenlijsten
Tot de idiotica of woordenboeken worden alle woordenschatverzamelingen
gerekend die in boekvorm verschenen zijn en daarvan het hoofdbestanddeel
uitmaken. Alle andere algemene bijdragen tot de lexicografie worden als
woordenlijst beschouwd.
| |
1.1.1. Gepubliceerde idiotica over één plaats
1 | J. Jongeneel, Een Zuid-Limburgsch taaleigen. Proeve van
Vormenleer en Woordenboek der Dorpsspraak van Heerle, met taal-
en geschiedkundige inleiding en bijlagen. Heerlen 18841, 19802
(fotomechanische herdruk), XXVII + 47 + 120 p. (107 p.). |
2 | C. Breuls, ‘Bijdragen tot de kennis van het Maastrichts
dialect’. De Maasgouw 34 (1913), 9-11, 17-19, 25-27, 33-35,
41-43, 55-56, 61-64, 70-72, 77-80, 87-88, 94-95, en 35 (1941),
8. Apart verschenen als: Vademecum handelend over
Maastrichtsch dialect. Maastricht 19141. 110
p. Maastricht 19142. 135 p. Hierop is
een aanvulling verschenen in: C. Breuls, Mastreechse preutsjes
met bijvoegsel van weurd, gezegdes en gedichte veur 't
Vademecum. Maastricht 1916. 127 p. (14 p.). |
3 | Th. Dorren, ‘Woordenlijst uit het Valkenburgsch Plat, met
etymologische en andere aanteekeningen’. Publications de la
Société Historique et Archéologique dans le Limbourg à
Maastricht 53 (1917), 91-161 en 54 (1918), 7-741, Valkenburg 19282.Ga naar voetnoot(3) |
4 | L. van der Heyden, Zittesjen A.B.C. Sittard 19271, 19732 (fotomechanische
herdruk). 162 p. |
5 | H.J.E. Endepols, Woordenboek of Diksjenaer van 't Mestreechs.
Maastricht 19511. XXX + 561 p. Maastricht
19772 (reprografische herdruk). 557
p.Ga naar voetnoot(4) |
6 | J.H. Houx, A.M. Jacobs en P.P. Lücker, Tegels Dialek.
Uiteenzetting over de klankleer, spraakkunst en woordenschat van
het dialect van Tegelen. Tegelen 1968. 233 p. (106 p.). |
| |
| |
7 | P.H.H. Beenen, Dialect en Volkskunde van Herten. Roermond
1973. 469 p. (229 p.). |
8 | Th. van de Voort, Het dialekt van de gemeente Meerlo-Wanssum.
Woordenboek met inleiding. Amsterdamer Publikationen zur Sprache
und Literatur 6. Amsterdam 1973. 341 p. |
9 | P.J.G. Schelberg, Woordenboek van het Sittards dialect met
folkloristische aantekeningen. Zittesj wie men 't sjprik en
sjrif. Amsterdamer Publikationen zur Sprache und Literatur. 40.
Band. Amsterdam 1979. LXXVII + 596 p. (520 p.).Ga naar voetnoot(5) |
10 | G. Jaspars, Groéselder Diksjenèr. Woordenboek van het
Gronsvelds Dialekt. Gronsveld 1979. XXXII + 607 p. |
| |
1.1.2. Onuitgegeven idiotica over één plaats
11 | Zuidlimburgs Idioticon. (hoofdzakelijk Sint-Truidens).
Prijsvraagantwoord (1906) Kon. Vlaamse Academie voor Taal- en
Letterkunde onder kernspreuk ‘Labore et Constantia’. Manuscript.
486 p. |
12 | Idioticon van het St.-Truidensch dialect. Prijsvraagantwoord
Kon. Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1910 onder
kernspreuk ‘Omdat mijne moeder het sprak, heb ik het lief’.
Manuscript. 391 p. |
13 | H. Henckens, Idioticon van het dialekt van Geistingen
(Ophoven). Scriptie K.U. Leuven 1958. Typoscript. XV + 253 p. |
14 | J. Bernaerts, Idioticon van het dialect van Hamont. Scriptie
K.U. Leuven. Leuven 1963. Typoscript. XVIII + 575 p. |
15 | J. Kelchtermans, Idioticon van het dialect van Meeuwen.
Scriptie K.U. Leuven 1964. Typoscript. 247 p. |
16 | J. Janssen, Idioticon van het dialect van Meeswijk. Scriptie
K.U. Leuven 1964. Typoscript. 2 dln. XVII + 790 p. |
17 | R. Remans, Idioticon van het dialect van Zonhoven. Scriptie
K.U. Leuven 1965. Typoscript. 2 dln. XII + 720 p. |
18 | W. Smets, Idioticon van het dialect van Niel-bij-St.-Truiden.
Scriptie K.U. Leuven 1966. Typoscript. 2 dln. 1225 p. |
19 | J. Jansen, Idioticon van het dialect van Lommel. Scriptie K.U.
Leuven 1966. 2 dln. XV + 430 p. |
20 | J. Kaufmann, Hälisch-Hollansche Dictionaria. Heerlen 1878.
Manuscript. 122 p. |
| |
| |
21 | J.H.L. Roebroek, Dialect van Beek-Elsloo. Beek 1886.
Manuscript. 136 p. (44 p.). |
22 | R. Geurts, Echter Dialectwoordenboek. Typoscript afgesloten in
1977. Ca. 100 p. |
| |
1.1.3. Woordenlijsten over één plaats
23 | J.H. Bormans, ‘Lijst van woorden en spreekwijzen uit het
Truiersch (Limburgsch) dialect. (Vergeleken met het Taaleigen
van het Kanton Axel in Zeeland)’. Archief voor Nederlandsche
Taalkunde 2 (1849-1850), 360-367. |
24 | L. Grootaers, ‘Het Dialect van Tongeren. Woordenlijst’.
Leuvense Bijdragen 9 (1911), 122-178. Tevens als overdruk in:
Id., Het Dialect van Tongeren. Eene phonetisch-historische
studie. Lier-Leipzig 1910. 347 p. (57 p.). |
25 | P. Achten e.a., ‘Doornkapperslatijn’ e.a. titels. Doornkapper.
Orgaan voor studenten. (later:) Clubblad Hoeselt V.V. (Hoeselt).
Diverse afl. 1935-1967. |
26 | ‘Wa Koersels’. Jong Koersel. Maandelijks Milacblad Koersel 1 -
(1954 -). Div. afl. in de 27 jg. |
27 | T. Van Wijck, ‘Maaseiker Idioticon’. De Maaseikenaar.
Periodiek contactblad uitgegeven door de Culturele Raad Maaseik
1-10 (1970-79). 91 p. in 30 afl. |
28 | D. Snijders, ‘Gesjappeerd ... of neet? Idioma i.v.m. ziekte,
leven en dood’. De Maaseikenaar. Periodiek contactblad van de
Culturele Raad Maaseik 2 (1971), nr. 3, 18-20. |
29 | M. Switten, ‘Zonhovense woorden’. Gemeenteblad jg. 1972-76. 15
p. in 11 afl. |
30 | Pap Jan. Uitgegeven door de St.-Aldegondiskring. As 1978. 85
p. (9 p.). |
31 | E. Van der Donck, Maaseik en zijn Maaslandse taal. Beek z.j.
(1980). 105 p. (66 p.). |
32 | ‘Stokkemer Idioticon’. De Bakeman. Kontaktblad van de
Kunstkring A. Sauwen 1 (z.j. / 1980), 11. |
33 | G.D. Franquinet, ‘Proeve over het taal-eiegen der stad
Maastricht II’. Archief voor Nederlandse taalkunde 3
(1951-1952), 343-391. |
34 | J.B. Sivré (1818-1889), Alfabetische lijst van woorden en
spreekwijzen in het Roermondsch dialect. Idioticon. Manuscript.
50 p.Ga naar voetnoot(6) |
| |
| |
34 | J. Cuypers, Iets over het dialect van Neeritter. Onze
Volkstaal 3 (1890), 146-150. |
35 | A. Beets, ‘Woorden en uitdrukkingen uit Heerlen (L.).
Verzameld door wijlen W.A. Oudemans 1891-1892’. Driemaandelijkse
Bladen uitgegeven door de Vereeniging tot onderzoek van Taal en
volksleven in het Oosten van Nederland 18 (1918), 42-42. |
36 | J.H.H. Houben, Het dialect der stad Maastricht. Maastricht
1905. XI + 144 p. (61 p.). |
37 | A. Olterdissen, Prozawerken in Maastrichtsch Dialect. Bewerkt
en met eene woordenlijst voorzien door E. Jaspar. Maastricht
19261. 266 + III p. (34 p.). Later
herhaaldelijk heruitgegevenGa naar voetnoot(7). |
38 | H.A. Eussen, Lijst van werkwoorden in het Ransdaals dialect.
Typoscript vermoedelijk tussen 1940 en 1950 geredigeerd. 1250
werkw. Manuscript. |
39 | J. Kats, ‘Aaj Remunjse wäörd’. Veldeke 15 (1940-1941),
49-50Ga naar voetnoot(8). |
40 | W. Dols, Sittardse diftongering. Een hoofdstuk uit de
historische grammatica. Posthume uitgave verzorgd door J.C. van
de Bergh. Sittard 1953. 250 p. (32 p.). |
41 | E. Vrijdag, ‘(Woordenlijst van) oude (en) verouderde (en
ongewone) woorden en woordvormen (verzameld en gekozen uit de
volkstaal) van Mheer-Banholt naar uitspraak en woordenschat der
geborenen voor 1870 I-XVI’. Veldeke 25 (1950-51), 43-44, 61-63,
26 (1951-52), 11, 23-24, 77, 90-91, 27 (1952-53), 10-11, 25,
57-58, 28 (1953-54), 14-15, 28-30, 81-82, 29 (1954-55), 12-15,
82-83, 30 + 31 (1955-56), 85-86, en 32 (1957), 12-14. |
42 | A.F. Vossen, ‘Nederweertse woorden opgetekend van 1936 tot
1952.’ Weekblad voor Nederweert en omstreken 1966-68. 89 afl. à
ca. 20 ww. |
43 | W. Lenaers, ‘Wieërter Wuuërd’. Veldeke 30-31 (1955-1956),
48-49. |
44 | J.H.W. Bosch. Bijdrage tot de geschiedenis van Schinveld.
Sittard 1974. 339 p. (11 p.). |
45 | P.S.M. aan den Boom, ‘Naerse Kal’ (Neer). Ons eigen Nieuws. 50
afl. (van gemidd. 20 ww.). |
46 | B. Paquai, ‘Mééls (Mèhls, Mèèls) woordehuukske
(Dialectenhoekje, -hukske)’. Weekbericht Meijel 1975-77. 91 afl.
(van ca. 12 ww.). |
| |
| |
| |
1.1.4. Verzamelingen over gebieden
47 | A.M. Mertens, ‘Het Limburgsch dialect’. Onze Volkstaal 2
(1885), 203-265. |
48 | J. Lenaerts, De verdwijning der Alvermannekens. Limburgse
overleveringen uit het heidendom. Antwerpen 1899. 149 p. (6 p.). |
49 | Limburgs Idioticon. Verzameling dialectwoorden
(‘Woordenzangen’), van 1885 tot 1902 verschenen in het
tijdschrift ‘'t Daghet in den Oosten’. Tot woordenboek omgewerkt
door M. Maasen en J. Goossens met een inleiding van J. Goossens.
Werken uitgegeven door de Koninklijke Commissie voor Toponymie
en Dialectologie (Vlaamse Afdeling) 14. Tongeren 1975. 301 p. |
50 | Zuidlimburgsch Idioticon. Prijsvraagantwoord 1906 Kon. Vlaamse
Academie voor Taal- en Letterkunde onder kernspreuk ‘De tijd is
mij te kort’. Manuscript. |
51 | C. G(essler), ‘Uit het taaleigen van Maaseik en omtrek’.
Limburg 18 (1936-37), 218-221. |
52 | J. Goossens, Dommellandse Woorden. Mededelingen van de
Vereniging voor Limburgse Dialect- en Naamkunde 8 (1978). 15 p. |
53 | A. Weijnen en P. Goossens, Woordenboek van de Limburgse
dialecten (in bewerking te Nijmegen). |
Het geciteerde B-Limburgse materiaal moet, wat ontstaan, aard en
samenstelling betreft, bij de nu volgende bespreking op een heel
andere manier verklaard worden dan het materiaal uit NL-Limburg.
De belangrijkste prestaties moeten nl. gesitueerd worden in een
Belgische context en passen hoofdzakelijk in het raam van de
academische belangstelling voor de dialectwoordenschat. Die was
gegroeid uit de drang tot zelfbevestiging én tegenover het Frans
(Vlaamse Beweging) én tegenover het HollandsGa naar voetnoot(9).
Nummer 23 (Bormans) met zijn 68 lemmata is
van de hand van een Limburgs filoloog die tevens een pionier van de
Vlaamse Beweging was. Nummer 49 kwam tot stand o.i.v. G. Gezelles
Loquela. De nummers 11, 12 en 50 danken hun ontstaan aan de
stimulans die uitging van de prijsvragentraditie van de Vlaamse
Culturele VerenigingenGa naar voetnoot(10). Nummer 24 (Grootaers) is een | |
| |
produkt van de
wetenschappelijke dialectologische bedrijvigheid die door de
oprichting van de afdelingen voor ‘Germaanse filologie’ aan de
universiteiten mogelijk werd. Latere vruchten hiervan zijn de onder
de nrs. 13 t/m 19 vermelde Leuvense licentiaatsverhandelingen.
Haast alle NL-Limburgse woordenverzamelingen daarentegen zijn te
danken aan de spontane belangstelling die niet-filologen voor hun
eigen volkstaal opbrachten. De auteurs wisten trouwens dat zij met
hun initiatief tegemoetkwamen aan het levendige interesse dat
aanwezig was bij de Limburgse gemeenschap; daarom ook konden bijna
alle idiotica uitgegeven worden of verschenen de woordenlijsten in
volksculturele tijdschriften van enig allure. (In B-Limburg werd tot
op heden geen enkel idioticon over één plaats uitgegeven).
In dezelfde sfeer van evenwichtige gehechtheid aan het dialect,
verbonden met de vrees en de vaststelling dat heel wat typische
eigenaardigheden voor het Hollands moesten wijken, is ook Veldeke
ontstaan. Dorren (nr. 3) schrijft op p.
4-5: ‘Mijns erachtens is het Valkenburgs het meest vrij gebleven van
vreemde smetten, althans tot aan het laatste kwartaal der 19de eeuw;
van toen af kwam de hollandiseering in snel tempo’. Franquinet (nr.
33, p. 251) plaatste reeds in 1851 deze ontwikkeling in een
historisch perspectief:
‘Het is waar, dat sedert de afscheiding der Zuidelijke
provincies en de nauwere aansluiting van Maastricht aan de Noordelijke provincies van Nederland,
de Hollandsche taal allengskens ingang begint te vinden en
Hollandsche woorden in het Maastrichts insluipen. Dit verschijnsel
zie ik met smart; want het Hollandsch, dat reeds grootendeelshet
zoetvloeiende van het oude Nederduits heeft uitgedoofd, kan slechts
eenen nadeelige invloed op de innerlijke waarde der dialecten
uitoefenen’.
De NL-Limburgse woordenboeken zijn vooral de jongste jaren zowel in
omvangGa naar voetnoot(11)
als in aantal toegenomen; sinds 1960 werden er 8 idiotica
(her)uitgegeven.
In België kon een woordenboek vanzelfsprekend tot voor kort niet uit
angst voor overwoekering ontstaan: Het Frans is nooit de cultuurtaal
van de Vlaamse volksmassa geweest en een (gebrekkige) Nederlandse
omgangstaal is pas in de dertiger jaren tot leven gekomenGa naar voetnoot(12);
bovendien voelde men bij de moeizame | |
| |
verwerving van de
cultuurtaal het dialect vaak als een handicap aan. De tijden zijn
echter ook in Vlaanderen aan het keren. De woordenlijsten van Hoeselt, Koersel,
Zonhoven en As
zijn m.i. de voorbode van een meer evenwichtige houding tegenover
het dialect; niet voor niets komen sommige ervan trouwens uit
jeugdtijdschriften (nrs. 25 en 26). Ook de lexicografische projecten
die op allerlei plaatsen gestart zijn, tonen aan dat ook in
Vlaanderen een vanzelfsprekende volkse waardering voor het dialect
tot leven is gekomenGa naar voetnoot(13). In de Maaseikse hoek (nrs. 27-28,
31-32) is de Nederlandse toestand al bereikt; daar is die gegroeid
door rechtstreekse ruimtelijke aansluiting bij de NL-Limburgse
Veldeketraditie.
Anderzijds zijn ook een aantal NL-Limburgse verzamelingen het gevolg
van de academische toewijding van neerlandici. Nr. 36 is een
Amsterdams proefschrift en W. Dols (nr.
40) zou bij de Nijmeegse taalgeleerde Van
Ginneken gepromoveerd zijn, als de laatste oorlogsmaanden
er niet anders over hadden beslist. Nr. 47 is geschreven onder
impuls van de Noordnederlandse letterkundige Taco Hajo De Beer en in zijn tijdschrift ‘Onze
Volkstaal’ opgenomen. De als aanvulling op Jongeneel bedoelde woordenlijst nr. 35 werd
dank zij contacten mat A. Beets aangelegd
door de kleinzoonGa naar voetnoot(14) van H.C. Oudemans (de samensteller van de Bijdrage
tot een Middel- en Oud-Nederlandsch Woordenboek) en aan
de redactie van het W.N.T. aangeboden. Bij Endepols (nr. 5), J. Kats
(nr. 39) en A.F. Vossen (nr. 42)
anderzijds is de lexicografische ijver misschien nog meer het gevolg
van hun gehechtheid aan de eigen volkstaal dan van hun taalkundige
vorming. Het omvangrijkste lexicografische project over Limburgse
dialecten is nr. 53; het zal resulteren in een systematisch
woordenboek met nauwkeurige plaatsopgaven en talrijke woordkaarten.
Een uniek geval is volgens mij het eerste Limburgse
dialectwoordenboek (nr. 1), geschreven door een in Rotterdam geboren en in 1877 te Heerlen bevestigd predikant die een algemene historische
en taalkundige vorming genoten had; bedoeld was het o.a. om ‘den
Nederlander, die zich te Heerle komt nederzetten in staat te
stellen, met de dorpspraak op het gemakkelijkst kennis te
maken’Ga naar voetnoot(15).
Blijkens een addendum op p. 117 heeft hij gebruik kunnen maken | |
| |
van Kaufmanns manuscript nr. 20.
| |
Trefwoorden
De meeste NL-Limburgse werken en ook de recente B-Limburgse
lijsten zijn alfabetisch en uitgaande van het dialectische lemma
gerangschikt. Houben (nr. 36) en
Endepols (nr. 5) gaan in de regel uit van het Nederlands;
daartussen staan ook Maastrichtse trefwoorden die geen
(herkenbaar) Nederlands equivalent hebben. Dols (nr. 40)
tenslotte bevat zowel een dialect-Nederlandse als een
Nederlands-dialectische woordenlijst.
Alle Belgisch-Limburgse idiotica en de lijsten 24, 48 en 51 gaan
uit van de Nederlandse of vernederlandste vorm van het
dialectwoord; Bormans (nr. 23) gaat uit van H.J. van Ecks Axelse
woorden, die eerder in hetzelfde tijdschrift verschenen
waren.
| |
Spelling
De Leuvense scripties, incl. Grootaers en de Sint-Truidense
inzendingen hanteren consequent de fonetische transcriptie. De
Woordenzangen (nr. 45) en nr. 48 geven in de regel de uitspraak
niet weer. De meeste andere inzamelingen gaan uit van het
Latijnse alfabet en van de klankwaarde die de Nederlandse
spelling eraan geeft; waar het Nederlands te kort schiet,
bedient men zich van lettercombinaties en diacritische tekens
(umlauten, accenten) uit vreemde cultuurtalen waarmee men
enigszins vertrouwd isGa naar voetnoot(16). In
NL-Limburg is daaruit een zekere homogeniteit gegroeid die haar
beslag heeft gekregen in de zog. VeldekespellingGa naar voetnoot(17). Hierbij zoeken sindsdien alle NL-Limburgse
(behalve Van de Voort, nr. 8) en vanzelfsprekend ook de
Maaseikse verzamelingen (behalve nr. 31) bewust aansluiting.
In het algemeen kan men stellen dat de eerste NL-Limburgse werken
zich in moeilijke gevallen vooral naar het Duits oriënteerden,
terwijl de B-Limburgse sneller de hulp van het Frans inroepen.
Zo gebruiken Franquinet (nr. 33),
Kaufmann (nr. 20), Breuls (nr. 2), Dorren (nr. 3) en Van de
Voort (nr. 8) sch voor [ʃ], terwijl de
Belgen soms ch bezigen: Achten (nr. 25) en inlautend ook nr. 30. Een unicum
is Roebroek (nr. 21), die zich met
zijn Engelse sh in de huidige Veldekediscussie
komt mengen. De Hollander Jongeneel (nr. 1) | |
| |
heeft
met veel uitleg en omzichtigheidGa naar voetnoot(18)
sj ingevoerd.
| |
Woordenboek of idioticon
I.v.m. het idiotisch karakter van de Limburgse woordenboeken kan
aan deze beschrijving nog toegevoegd worden dat een kleine
verzameling zich meestal tot dialectwoorden beperkt die niet in
de standaardtaal voorkomen; een omvangrijker werk tendeert
ernaar een woordenboek te worden (bijv. nrs. 5, 8 t/m 10).
| |
1.2. Vaktaalwoordenboeken en -lijsten
De B-Limburgse vaktaalwoordenboeken hebben betrekking op de landbouw, de
wind- en watermolens en op de kolenmijn. De mijntaal mag men binnen het
Nederlandse taalgebied wel als een Limburgse exclusiviteit beschouwen.
De NL-Limburgse werken vertonen wat de behandelde vaktalen betreft, een
grotere diversiteit dan de Belgische. Alle werken zijn aan de
universiteiten ontstaan.
54 | J. Derwa, De dialectische landbouwtermen in het landbouwbedrijf te
Genoels-Elderen. Scriptie U.E. Liège 1941. |
55 | A. Janssen, Bijdrage tot de landbouwwordenschat van de Voerstreek.
Scriptie U.E. Liège 1949. |
56 | J. Goossens, Studie over landbouwtermen opgetekend te Genk en
omgeving. Scriptie K.U. Leuven 1955. Manuscript. 2 dln. 660 p. |
57 | G. Defoin, De vaktaal van de Belgisch-Limburgse steenkoolmijnen,
systematisch gerangschikt en vergeleken met de vaktaal van
Nederlands-Limburg en van de Waalse steenkoolmijnen. Met
etymologische aantekeningen door lic. A. Stevens, leraar aan het
Koninklijk Atheneum te Tongeren. 1955. Manuscript.
Prijsvraagantwoord 1960 Kon. Vlaamse Academie voor Taal- en
Letterkunde. |
58 | G. Defoin, Woordenlijst van Mijnvaktermen. 555 termen uit de
vaktaal der mijnarbeiders van Belgisch-Limburg, met aanduiding van
hun betekenis, de overeenstemmende term in de Frans-Belgische
mijntaal en in het plaatselijk dialect, verzameld in opdracht van de
inrichters van de Limburgse Dag 1958 te Zonhoven. Hasselt 1958. 95
p. |
| |
| |
59 | C. Vanwonterghem, De mijnwerkerstaal in Belgisch-Limburg. Scriptie
K.U. Leuven 1958. Typoscript. 256 p. Prijsvraagantwoord Kon. Vlaamse
Academie voor Taal- en Letterkunde. |
60 | J. Goossens, Semantische vraagstukken uit de taal van het
landbouwbedrijf in Belgisch-Limburg. Dissertatie K.U. Leuven 1960.
Dl. III. Manuscript. |
61 | J. Goossens, Semantische vraagstukken uit de taal van het
landbouwbedrijf in Belgisch-Limburg. Antwerpen 1963. Dl. I Tekst.
Dl. II Atlas. 240 + 137 p. |
62 | N. Schepers, Van taup tot wiek. Onderzoek naar de vaktaal der
windmolenaars tussen Maastricht en Roermond. Scriptie Centrale
Examencommissie. Typoscript. 73 p. |
63 | J. Broos, Etude comparative agricole du vocabulaire de deux patois
voisins situés à la frontière linguistique: Eben-Emael et Canne.
Scriptie U.C. Louvain 1969. Typoscript. XII + 59 p. |
64 | J. Vanderspickken, De vaktaal van de watermolenaar in Demer- en
Herkvallei. Scriptie K.U. Leuven 1972. Typoscript. 137 p. |
65 | D. Janssen, De vaktaal van de watermolenaar aan de Bosbeek en aan
de Itterbeek. Scriptie K.U. Leuven 1975. Typoscript. 159 p. |
66 | M. Coenen, De vaktaal van de watermolenaars in Zuid-Oost-Limburg.
Scriptie K.U. Leuven 1977. Typoscript. 208 p. |
67 | L. Groffils, De vaktaal van de watermolenaar in Zuid-West-Limburg.
Scriptie K.U. Leuven 1980. Typoscript. 290 p. |
68 | W. Roukens, ‘Bijdragen tot de studie der Limburgse mijntaal’.
Veldeke 14 (1939-1940), 29-34 en 15 (1940-1941), 26-28. |
69 | H. Lochtman, De vaktaal van de Kerkraadse metselaars,
steenbakkers, stucadoors en voegers. Scriptie K.U. Nijmegen 1960.
Onuitgegeven. |
70 | W.J.J.M. Hermans, Oude woorden in de Tegelse keramische industrie.
Scriptie K.U. Nijmegen 1961. Onuitgegeven. |
71 | H. Lochtman, ‘Kerkraadse vaktaal tussen Noord en Zuid’. Veldeke 36
(1961-62), nr. 201, 135-139.Ga naar voetnoot(19) |
72 | H.J.G. Crompvoets, Veenderijtermen in Meijel en nabije omgeving.
Scriptie K.U. Nijmegen 1963. Onuitgegeven. |
73 | A.O. Kolle, Terminologie van de koperslager in Midden-Limburg.
Scriptie K.U. Nijmegen 1965. Onuitgegeven. |
| |
| |
74 | H. Lochtman, Mijnwerkersvaktaal in Nederlands-Limburg en in het
aangrenzende Duitse taalgebied. Scriptie K.U. Nijmegen 1964.
Onuitgegeven. |
75 | F.W. Valk, De terminologie van de middenlimburgse hengelaars.
Scriptie K.U. Nijmegen 1964. Onuitgegeven. |
76 | J.L.M. Lemmens, Vragenlijst over de vaktaal der timmerlieden.
Scriptie K.U. Nijmegen 1966. Onuitgegeven. |
77 | J. Donkers, De vakterminologie van de Grofkeramische industrie in
een gedeelte van Limburg. Scriptie K.U. Nijmegen 1966. Onuitgegeven. |
78 | M.B.J. Wilm, De taal van de beugelaars in Midden-Limburg,
Noord-Limburg, Oost-Brabant. Scriptie K.U. Nijmegen 1966.
Onuitgegeven. |
79 | M. Maassen, Onderzoek naar dialectische termen bij Limburgse
schutterijen. Scriptie K.U. Nijmegen 1967. Onuitgegeven. |
80 | J.J.M.F. Kokkelmans, De voorstal en de zolder boven de dorsvloer
in de Limburgse dialecten. Scriptie K.U. Nijmegen 1978.
Onuitgegeven. |
81 | M. Piebes-Janssen, Het rund in de Limburgse dialecten. Scriptie
K.U. Nijmegen 1979. Onuitgegeven. |
De Belgische scripties en dissertaties zetten de traditie voort van de
Koninklijke (Vlaamse) Academie voor (Nederlandse) Taal- en Letterkunde,
die sinds 1890 door prijsvragen het opstellen van vaktaalwoordenboeken
stimuleerde. De mijntaalstudies nr. 57 en 59 zijn trouwens
prijsvraagantwoorden. Goossens (nr. 60) is
vooral belangrijk vanwege zijn bijdrage tot de theorievorming en zijn
vernieuwing in de woordgeografische methoden. Defoin (nr. 57) bevat mijntermen uit NL-Limburg, B-Limburg, het
Frans, het Luikerwaals en de dialecten van Charleroi, het Centrum en de Borinage. Nr. 58 tenslotte is een
soort van Nederlands terminologisch handboekje dat met pedagogische
bedoelingen geschreven werd; het is dus verwant met Shepherd (nr. 102) en Knaepen
(nr. 103).
| |
1.3. Verzamelingen over Bargoens taalgebruik
Het geheimtaaltje dat sommige Limburgse leurders, bedelaars, landlopers,
woonwagenmensen, scharenslijpers, reizende kooplui, smokkelaars en
mensen die op haarsnit gingen tijdens hun beroepsuitoefening konden
praten, wordt beschreven in de volgende werken.
82 | J. van Ginneken, Handboek der Nederlandse Taal. Deel II. De
sociologische structuur. p. 109-112. Nijmegen 1914. |
| |
| |
83 | J. Moormann, ‘Het Bargoensch van Maastricht’. Tijdschrift voor
taal en letteren 10 (1922), 159-232. |
84 | J. Endepols, Groenstraat-Bargoens. Groningen z.j. 29 p. Ook in:
Nieuwe Taalgids 18 (1924), 172-198. |
85 | T. van Wijk, ‘Bargoens van Maaseik’. De Maaseikenaar. Periodiek
Contactblad uitgegeven door de Culturele Raad Maaseik, 1 (1970), nr.
4, 17-18; 2 (1971), nr. 1, 26-29, nr. 3, 43; 3 (1972), nr. 1, 21-22
en nr. 4, 2. |
Nr. 82 bevat een lijst Bargoense woorden die in 1892-94 nog te St.-Truiden, Bilzen en
omgeving gebruikt werden. Nr. 83 draagt een misleidende titel: dit
geheimtaaltje werd wel in Maastricht
opgetekend, maar daar niet gesproken; het hoort ergens in
Zuid-Oost-Limburg thuis. Nr. 84 handelt over Waubach (gemeente Ubach-over-Worms).
| |
1.4. Plant en vogelnamen
86 | J.A. Hoens, ‘Plantnamen in het Limburgsch dialect’. Limburg's
Jaarboek. Provinciaal Genootschap voor Geschiedkunsige
Wetenschappen, Taal en Kunst 15 (1909), 45-47 (Naschrift door J.S.,
ibid. 47-49). |
87 | J.J.M.M. Strous, Vogelnamen in Midden-Limburg. Scriptie K.U.
Nijmegen 1960. Onuitgegeven. |
88 | L. Janssen, ‘Dialectische vogelnamen in Limburg’. Natura-Limburg.
Driemaandelijks bulletin jg. 1976, nr. 85, 886-902 en jg. 1980, nr.
101, 253-256. |
Nr. 86 handelt alleen over de paddestoel en de sering. Nr. 88 berust op
een enquête in B-Limburg en bevat een honderdtal vogelsoorten waarvan
benaming en uitspraak telkens goed gelocaliseerd worden.
| |
1.5. Raakpunten en leenwoorden
89 | J. Grauls, ‘(Een, Tweede, Derde, Vierde, Vijfde) Uitstapje naar
het Walenland’. Handelingen van de Koninklijke Commissie voor
Toponymie en Dialectologie 6 (1932), 121-153, 7 (1933), 259-309, 8
(1934), 97-149, 9 (1935), 273-329, 10 (1936), 77-107. |
90 | J. Jauquet, ‘Alfabetische registers op J. Grauls' Uitstapjes naar
het Walenland’. Handelingen van de Koninklijke Commissie voor
Toponymie en Dialectologie 12 (1938), 129-144. |
| |
| |
91 | J. Leenen, ‘Franse taaluitzetting over Limburg’. Handelingen van
de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie 12 (1938),
149-168. |
92 | G. Ferir, Fransche invloed op den woordenschat van het Tongersch
dialect. Scriptie U.E. Liège 1943. Typoscript. 129 p. |
93 | A. Bettens, De Franse en Waalse woorden in het dialect van Kanne.
Scriptie U.E. Liège 1954. Typoscript. 194 p. |
94 | J. Goossens, ‘Enkele Limburgse leenwoorden uit de Latinitas’. Taal
en Tongval 21 (1969), 151-159. |
95 | A. Celis, De Franse woorden in het dialect van Gingelom. Scriptie
K.U. Leuven 1975. Typoscript. 204 p. |
96 | E. Jaspar, ‘Raakpunten tusschen de dialecten van Aken en
Maastricht’. Publications de la Sociète Historique et Archéologique
dans le Limbourg à Maestricht 66 (1930), 111-137. |
97 | E. Jaspar, ‘Raakpunten tusschen het Luikerwaalsch en het
Maastrichtsch met verwijzing tevens naar het Nederlandsch’.
Publications de la Société Historique et Archéologique dans le
Limbourg à Maestricht 74 (1938), 175-191. |
98 | W. Roukens, ‘Limburgia Romana. Uit de werkplaats van het Limburgs
woordenboek’. Album R. Verdeyen. Brussel-Den Haag 1943, 317-328. |
99 | F. Kurris, ‘De lexicologische invloed van Oost-Wallonië op het
dialect van Maastricht’. Publications de la Société Historique et
Archéologique dans le Limbourg à Maestricht 92 (1956), 385-413.
Gecorrigeerde samenvatting: id., ‘Waalse woorden in het dialect van
Maastricht. Veldeke 34 (1959), 49-53. |
100 | J. van der Hoeven, De Franse woorden in het ‘Diksjenaer van 't
Mestreechs’. Scriptie U.E. Liège 1972. Typoscript. 153 p. |
Grauls (nr. 89) en Jaspar (nr. 97) handelen over de parallellen of raakpunten
tussen het (Luiker)waals en resp. het Limburgs en het Maastrichts, die
de auteurs bij de lectuur van J. Hausts Dictionnaire Liégeois (Luik
1929) opgevallen zijn. Daarin en in Jaspar (nr. 96) wordt dus geen
stelling genomen in de richting van het ruilverkeer.
Vier bijdragen handelen over Maastricht. Vijf werken (nrs. 92, 93, 95,
99, 100) sommen Frans taalmateriaal op dat (vooral de jongste eeuwen)
ingang gevonden heeft in Limburgse dialecten bij de taalgrens.
| |
| |
Leenen (nr. 91), Roukens (nr. 98) en Goossens (nr. 94)
peilen dieper: zij brengen chronologische stratificaties aan in de
Romaanse invloed op het Limburgs, m.a.w. zij trachten ook het tijdstip
van de ontlening te achterhalen.
Typerend zijn de attitudeverschillen tussen B-Limburg en NL-Limburg
m.b.t. de Franse invloed. In Nl-Limburg klinkt er in de tekst meestal
een zekere trots of fierheid door. Ik citeer uit Jaspar (nr. 96), p.
111:
‘En het is juist die gelijktijdige en gelijkwaardige invloed
van beide zijden, dat regelmatig inwerken èn van Germaansche èn van
Romaansche taalstroomingen, die het Maastrichtsch tot een zoo
buitengewoon merkwaardig idioom hebben gevormd, zulks in tegenstelling
met zoo vele andere Limburgsche streektalen, die overwegend eenzijdig,
nl. Germaansch beïnvloed zijn’.
Breuls (nr. 2) p. 5 laat het volgende horen:
‘Het zijn vooral de Franschen, die van hun verblijf alhier
onuitwisbare sporen hebben achtergelaten. Niet alleen is voor hen eene
warme sympathie blijven voortleven, maar ook de Fransche taal heeft op
ons dialect, vooral bij de uitspraak haren stempel gezet’.
In het lange tijd door aculturatie bedreigde België is de toon helemaal
anders; Leenen (nr. 91) schrijft hierover p. 158:
‘Eerst zien we de linkerhelft afgescheiden van het autonome en
leidende gedeelte van het taalgebied, en verenigd met een Frans gedeelte
onder Franse leiding, waardoor Belgisch-Limburg is komen te behoren tot
wat men eufemistisch Zuid-Nederland pleegt te noemen. De grootste
meerderheid van het zeer vele dat in de 19e en 20e eeuw elders door de
rechtmatige kultuurtalen aan de dialekten geleverd werd, waren ze hier
verplicht van een stief-kultuurtaal te betrekken, wat door de sullige
verhaspeling van die afleggers op armzalige wijze gewroken werd. En dan
is er nog de zuidoostelijke uithoek die, staatkundig van Nederland en
geografisch van “Zuid-Nederland” gescheiden, totaal weerloos aan
verfransing (en verduitsing) werd prijsgegeven’.
| |
1.6. Diverse
In de onder deze rubriek samengebrachte werken werd ook heel wat
woordenschat verzameld.
| |
| |
101 | W. Roukens, Wort- und Sachgeographie in Niederländisch-Limburg und
den benachbarten Gebieten. Teil IA Text, Teil IB Atlas. XI + 478 p.,
7 + 6 + 91 krtn. + 63 afb. In 1938 onder de titel: Wort- und
Sachgeographie Südostniederlands und der umliegenden Gebiete, mit
besonderer Berücksichtigung des Volkskundlichen. |
102 | P.H.M. Shepherd, Van Taol naar Taal. Nederlands voor Maastricht en
omstreken. Maastricht 1936. 135 p. |
103 | A. Knaepen, Reeks Beknopte Regionale ABN-Gidsen o.l.v. P.
Kempeneers 2. Sint-Truiden en omgeving. Tienen 1963. 27 p. |
Nr. 101 is vooral belangrijk om zijn wetenschapshistorische betekenis,
nl. om zijn vernieuwing in de dialectgeografische methodiek. De nrs. 102
en 103 zijn didactische werken die contrastief opgevat werden; alleen
Shepherd vermeldt ook de dialectische uitspraak.
| |
2. Lexicografische projecten in Belgisch- en Nederlands-Limburg
De interessantste informatie uit de enquête heeft betrekking op de (nabije)
toekomst. Dank zij de 103 ontvangen antwoorden uit NL-Limburg, de 104
ontvangen antwoorden uit B-Limburg en de contacten op ons congres is
vermoedelijk een vrij betrouwbare inventarisatie van de genomen - maar nog
niet voltooide - lexicografische initiatieven mogelijkGa naar voetnoot(20). Uit de verstrekte antwoorden was meestal niet op te
maken of een lijst dan wel een boek voorbereid wordt, en of de onderneming
al opgeschoten is. Controle op de ontvangen gegevens was eveneens niet
mogelijk.
Met het nodige voorbehoud kan ik rapporteren dat men in de volgende plaatsen
aan een dialectwoordenboek of -lijst werktGa naar voetnoot(21):
A. | B-Limburg: Achel, Alken, Beverlo, Bilzen, Diepenbeek, Eisden (2 ×), Geistingen, Hasselt, Lanklaar, Mechelen, Opglabbeek, Sint-Truiden
(2 ×), |
| |
| |
|
Stokkem (2 ×), Tongeren, Uikhoven, Zolder (2 ×), Zonhoven, Zutendaal. |
B. | NL-Limburg: Beek, Bocholtz, Echt, Geleen, Heerlen, Heythuysen, Helden, Horn, Horst, Kerkrade, Klimmen, Linne, Maasbree, Meerlo-Wanssum, Nederweert, Nieuwenhagen, Roermond, Stamproij,
Susteren, Valkenburg, Venray, Weert. |
Om vaak uiteenlopende redenen heb ik de indruk dat het werk al gevorderd is
voor de dialecten van: Hasselt, Sint-Truiden, Tongeren, Kerkrade,
(Neder)weert, Roermond, Bocholtz (lijst).
Bovendien beschikt onze Vereniging over een flink gestoffeerd manuscript van
wijlen Dis Fagot van Stokkem.
| |
3. De kaart
Alle boeken, lijsten en projecten over één plaats werden op deze kaart
aangetekend. Eenenveertig werken die niet op één plaats maar op een gebied
betrekking hebben, blijven hierdoor op de kaart onvermeld, hoewel sommige
zeer omvangrijk en precies gelokaliseerd materiaal bevatten.
Enkele constateringen:
1. | In NL-Limburg zijn sommige steden zeer goed vertegenwoordigd:
Maastricht, Heerlen en Sittard leveren 16 van de 31 lexicografische
werken. |
2. | B-Limburg beschikt op dit ogenblik over geen enkel gepubliceerd
idioticon dat op één plaats betrekking heeft. |
3. | Tenslotte veroorloof ik mij enige lacunes aan te duiden en enkele
desiderata te formuleren. Kan men uitspraak doen over de lexicografische
over-of ondervertegenwoordiging van sommige gebieden? Zulke uitspraken
moeten rekening houden met de relatieve homo- of heterogeniteit van een
dialectlandschap. In beide Limburgen bestaan er m.i. nog gebieden die
lexicografisch weinig ontgonnen zijn: - In NL-Limburg zijn dat de
dialecten met klankverschuiving (in het bijzonder Vaals) en de
noordoostelijke dialecten tussen Venlo en Mook-Middelaar; - In
B-Limburg zijn er m.i. grotere leemtes: de noordoostelijke en westelijke
aan het Brabants grenzende periferie en (in het zuid-oosten) de
Voerstreek sijn slecht vertegenwoordigd; bovendien zou in B-Limburg meer
spellingshomogenitait moeten ontstaan. |
| |
| |
| |
| |
| |
Appendix: Spelling van Limburgse dialectteksten
Op alle congressen blijkt er bij de leden van onze Vereniging de behoefte te
bestaan aan een spelling waarmee dialect geschreven kon worden.
Naast het fonetische schrift, dat vooral voor wetenschappelijke doeleinden
gebruikt wordt, bestaan er spellingssystemen die er met behulp van de 26
letters uit het gewone Latijnse alfabet in slagen dialectteksten adequaat en
leesbaar weer te geven. Zulke (niet fonetische) spelling kan uiteraard niet
alle details en uitspraaknuances in beeld brengen, maar is anderzijds
gemakkelijk te identificeren door de lezer die met het behandelde dialect
vertrouwd is.
Voor de Limburgse dialecten werden totnogtoe onderstaande systemen ontworpen
die overigens nauw bij elkaar aansluiten.
1. | De Veldeke-spelling. Deze spellingsregels verschenen
in het tijdschrift Veldeke, jg. 27 (1952-53), p. 85-88,
en worden in Nederlands-Limburg algemeen gebruikt. Zonder enige
moeite kan de Veldeke-spelling toegepast worden op de noordoostelijke
dialecten van Belgisch-Limburg (ong. vanaf Eksel/As/Kanne, het dialect waar men ‘ies’ zegt voor Ndl. ijs). |
2. | Voor het Genks werd door Professor Goossens een aangepaste spelling uitgewerkt
(‘Hoe kunnen wij Genker schrijven?’, bijlage bij Heidebloemke, jg. 33
(1974), nr. 6); met enige aanpassing is deze spelling ook geschikt voor
het Bilzerlands, het ‘dich’-gebied tussen Bilzen en Zichen-Z-B. |
3. | Voor de zuidelijke helft van Belgisch-Limburg is de
transcriptie geschikt die A. Stevens gebruikt
in zijn artikels ‘De evolutie van de Haspengouwse
streektalen’ (in: Limburgs-Haspengouw, Hasselt 1951, p. 223-264)
en ‘Struktuur en Historische ondergrond van het Haspengouws
Taallandschap’ (in: Het Oude Land van Loon, Hasselt 1952, p.
3-19). Speciaal geschikt voor het St.-Truiderlands (de dialecten tussen Rummen en de taalgrens) is het op de Veldeke-spelling
geïnspireerde systeem dat door dezelfde auteur gebezigd wordt in zijn
bijdrage ‘Het Oostgetelands en de Truiderlandse dialecten van
Brustem, Aalst en Ordingen’ (in: Bijdragen tot de
geschiedenis van Brustem, Hasselt 1975, p. 435-470). |
4. | Voor het Limburgse dialectgebied van de provincie
Luik heeft R. Jongen een
spellingssysteem opgesteld; het werd gepubliceerd in het tijdschrift
Im Göhltal 17 (1975), p. 42-58. |
José Cajot
|
-
voetnoot(1)
- Zie
hierover: K. Heeroma, Mundartwörterbucher im Königreich der
Niederlande. - W. Mitzka (Ed.), Wortgeographie und Gesellschaft.
Berlin 1968, 115-130 (p. 117 v.).
-
voetnoot(2)
- Naast de gebruikelijke bibliografische gegevens worden van
de werken die ik heb kunnen raadplegen ook het aantal pagina's (of
lemmata) vermeld en - ingeval van een onuitgegeven werk - of het een met
de hand geschreven (manuscript) of een getypt (typoschrift) stuk ik. Bij
elke onderverdeling staan eerst de Belgische, dan de Nederlandse werken
vermeld.
-
voetnoot(3)
- In zijn inleiding (p. 3) pretendeert Dorren een
verzameling aan te bieden die betrekking zou hebben op het
hele ‘voormalig landje van Valkenburg’; uit een vluchtige
confrontatie met mijn materiaal blijkt echter dat het door
hem beschreven idioom inzake uitspraak alleen Valkenburgs
kan zijn.
-
voetnoot(4)
- Endepols heeft alle vroeger
verschenen Maastrichtse verzamelingen in zijn boek
opgenomen.
-
voetnoot(5)
- Blijkens p. LXXIV heeft Schelberg gebruik
kunnen maken van een (tweede onuitgegeven) woordenlijst van
L. van der Heyden nr. 4.
-
voetnoot(6)
- Een beschrijving van deze lijst
vindt men in J. Hansen, ‘Aardige ontdekking te Roermond.
Woordenlijst van J.B. Sivré.’ Veldeke 24 (1949-50), 128
v.
-
voetnoot(7)
- Andere als
aanhangsel bij Maastrichtse toneelstukken verschenen
woordenlijsten werden niet vermeld.
-
voetnoot(8)
- Uit een reactie op Hansen
(noot 6) in J. Kats, ‘Aardige ontdekking te Roermond.
Woordenlijst van J.B. Sivré.’ Veldeke 25 (1950-51), 14 -
blijkt dat nr. 39 uit nr. 34 geput werd.
-
voetnoot(9)
- J. Goossens, ‘Geschiedenis van de
dialectwoordenboeken’ (p. 307). D. Bakker, G. Dibbets,
Geschiedenis van de Nederlandse taalkunde. Den Bosch
1977.
-
voetnoot(10)
- J. Goossens,
‘Niederländische Mundartwörterbücher in Belgien’ (passim).
W. Mitzka, ib., 131-145.
-
voetnoot(11)
- Zie hierover P. Nissen, ‘De
Groéselder Diksjenèr’. Veldeke 55 (1980), nr. 1, 5 vv.
-
voetnoot(12)
- J. Goossens, ‘De Belgische uitspraak van
het Nederlands’. De Nieuwe Taalgids 66 (1973), 230-240.
-
voetnoot(13)
- De Belgische
woordenlijstprestaties blijven nog wel een beetje onder de maat
van de NL-Limburgers; ook de tijdschriften waarin ze
verschijnen, missen in een aantal gevallen het professionele
allure van NL-Limburg.
-
voetnoot(14)
- Hij was kandidaat in de
rechten (Universiteit Utrecht) maar verbleef van 1891 tot 1892
voor zijn gezondheid in Heerken.
-
voetnoot(16)
- Dols (nr. 40)
en Houben (nr. 36) passen een gemengd systeem van fonetische
tekens en specifieke lettercombinaties toe.
-
voetnoot(17)
- In principe vastgesteld op een vergadering van
Veldeke op 29.12.41 en verschenen in Veldeke 27 (1952-53),
85-88.
-
voetnoot(20)
- De antwoordformulieren liggen ter inzage op de secretariaat
van de Vereniging voor Limburgse Dialect- en Naamkunde, Bosstraat 5 B,
B-3588 Eksel en op de Culturele Raad Limburg, Havenstraat 3, NL-6211 GJ
Maastricht.
-
voetnoot(21)
- De
vermelding (2 ×) wijst erop dat voor die plaatsen twee mensen
onafhankelijk van elkaar aan het werk zijn of waren.
|