Vaderlandsche dichtproeven(1786)–Petronella Moens, Adriana van Overstraten– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] De Nederlandsche Vryheid aan Frankryk. De donderwolk dryft weg, terwyl myn heilzon daagt. ô Bloeiend Frankryk! dat ik thans met vlugge vingren, Den zagt' olyvenkrans om myne Speer zie slingren; Hoe klopt voor u het hart van Neêrlands vrye Maagd. Gekroonde Heerschzugt! bouw uw trotse krygstropheên In 't gudzend menschenbloed! Gy moogt uw magt zien klimmen; Gevloekt door stervenden, vervolgd door bleeke schimmen, Doof voor 't vertrapte regt, veragt, den throon betreên. [pagina 2] [p. 2] Maar wroeging, angst en smert is 't loon der dwinglandy. Uw zegetekens zyn verwoesting, bloed en traanen; Beef voor de wanhoop van gekluisterde onderdaanen; Verraad en wraakzugt word geteeld door slaverny. Tiran! treê toe, sla 't oog op Frankryks zagt gebied, Hier ziet gy liefde en trouw by vreugde en welvaart leeven, Hier hoort gy 's Konings naam op dankbre lippen zweeven, Daar edle kunst en vlyt den schoonsten bloei geniet. Doorlugte Lodewyk! die 't oorlogs monster bant, De Vreê treedt naar myn tuin langs uwe Lelie-paden; Geen dondrend moordgeschut verbreidt uw glorie daaden, Maar eeuwig leeft door vrede uw roem in Nederland. Dat roof en moordzugt, door myn welvaart lang gesard, Belust op weerloos bloed, op plonderen en branden, Dat nu die monsters vry al woedend knarsetanden, Nu Frankryks vreedzaam doel geweld en wreedheid tart. [pagina 3] [p. 3] 'k Heb nooit aan Oostenryk dien hoon, dien smaad verdiend Kost ge ô Josephus! aan uw vroegste jeugd gedenken En stout myn eer (gestaafd in 't bloed der helden) krenken? Maar neen, ge erkent myn regt, gy zwigt en wordt myn vrien[d.] Europa hieldt het oog op de oorlogsvlam gevest; Die reeds haar vonken om myn vryen grond verspreidde, De tweedragt juichte, wyl ik om bescherming schreide; De zalige Eendragt week uit dit beroemd Gewest. Gy tragtte ô Heerschzugt! ô verraadlyke Eigenbaat! Den wreeden moorddolk my door 't vrye hart te dringen; Maar, toen greep Bato's kroost, ontwaakt, de staalen klingen En zwoer my eeuwig trouw, ten trots van wrevlen Haat. Myn traanen, myn gevaar ontstak der braaven moed, Myn hulploos lyden kon hun helden ziel verbittren; Straks zag men 't blank geweer in Burger-vuisten schittren; Elk scheen voor Vryheid in de Wapens opgevoed. [pagina 4] [p. 4] Nu beefde 't helsch verraad voor de oude Burgertrouw; ['k] Zag Neerlands moed in 't oog der blonde Jeugd ontvonken; Myn tekens op de borst der lieve Maagden pronken. (Hoe vaak vlood dwanglust voor een Vaderlandsche Vrouw.) Ja, 'k ken die zugt voor my in 't dierbaar Nederland; Elk wordt met Vryheidsmin in 't kloppend hart gebooren, Aan 't vrolyk staamlend kind kan zelf myn naam bekooren; 't Staart lachgend reeds op 't Staal, dat blinkt in 's Vaders hand. Myn glorie wordt hersteld. Gy keert het krygsgeschrei Doorlugtig Frankrijk! in de blydste vreugde zangen. [S]choon wy den Vrede niet in zegepraal ontvangen, Ik hoor den Cyter klank der vrye Dichren rei. Koom dierbre Vrede! steun van 't vry Gemeenebest, Vlieg in myn armen! Gy, gy droogt myn zilte traanen; Gy siert myn Tuin niet met verwonnen legervaanen; Maar, bloos niet: Schoone! goud; geen bloed kost gy 't Gewest. [pagina 5] [p. 5] Triumph Lands Vadrenrei! min Vryheid als wel eer, Zou my de Oranjestam in 't groeiend loof verstikken? Die stam, door my gekweekt? Keert, zalige oogenblikken! Daal Eendragt! Hemeltelg! op Englenwiekjes neer! Dat onze Vriendschap duur, die ik aan Frankryk wy! Geen valsche staatkunst moog die banden ooit verscheuren! Rust vrye Staats Leeuw! rust by zagte Leliegeuren! Maar dat geen sluimring ooit uw flikrend oog bestry! PETRONELLA MOENS. Aardenburg 21 Nov. 1785. Vorige Volgende