's Menschen begin, midden en einde
(1824)–Petronella Moens, Willem Hendrik Warnsinck– Auteursrechtvrij
[pagina 21]
| |
[pagina 22]
| |
“Lieve vader! waarom moet ik God bidden?”vraagde DAATJE, terwijl zij met nedergeslagen oogjes hare handjes te zamen vouwde, “gij en moeder geven mij immers alles?” “Wij zouden u niets kunnen geven, lief Kind!”antwoordde de vader, “indien de goede, de almagtige God ons daartoe niet in staat stelde. Wij kunnen geen graankorrel, geene vruchten, geen grashalmpje zelfs, doen groeijen. Wij zouden te vergeefs zaaijen en planten, wanneer de lieve God het zaad en de planten niet deed uitspruiten en wortelen schieten. Wij kunnen geen' regen, geen' dauwdrop op de aarde doen vallen. De zon, die elken morgen zoo heerlijk opgaat, volgt geene menschelijke bevelen. God heeft haar eene standplaats aangewezen, en den omloop der aarde bepaald. Toen gij onlangs zoo pijnlijk ziek waart, lieve DAATJE! stonden uwe moeder en ik verlegen en weenend bij uw bedje; ach! wij konden uwe smart niet verzachten, hoe gaarn wij ook wilden, maar wij hebben God om uw leven en uwe herstelling gebeden, en hij heeft ons verhoord; en zoudt gij dien goeden God dan ook niet bidden?” “O, ja!”zeide het diep bewogen kind, “lieve vader! leer gij mij bidden, want een kind kan immers niet bidden!” “Dat kunt gij wel,”- antwoordde de vader, - “gij vraagt immers uwe moeder en mij om alles wat gij gaarne wilt hebben? en wanneer het niet schadelijk voor u is, en het is in ons vermogen, dan voldoen wij aan uw verlangen. God nu is almagtig, Hij kan u alles geven, maar Hij is ook volmaakt wijs, Hij geeft u daarom alleen wat beste voor u is. Bid Hem vol eerbied, en in de eenvoudigheid van uw hartje. God is overal bij u, want Hij vervult de aarde, zoowel als den hemel. Noem Hem uw vader, die boven alles verheven is, mijn Kind! God hoort uw stamelend gebed, zoowel als den hoogen lofzang der engelen; en JEZUS, de goddelijke vriend van kinderen en volwassenen, zegt ons: bidt en u zal gegeven worden.” |
|