's Menschen begin, midden en einde
(1824)–Petronella Moens, Willem Hendrik Warnsinck– Auteursrechtvrij
[pagina 17]
| |
[pagina 18]
| |
De valhoed, of het behoedmiddel bij het vallen, is voorzeker eerst uitgedacht door eene liefderijk zorgende moeder. Het is natuurlijk, dat een jong kind, wanneer het eerst begint te gaan of te loopen, ligt struikelt en valt; de lieve kleine wordt hierdoor van het loopen afgeschrikt, en durft het veeltijds vooreerst niet meer wagen, om, zonder ondersteuning, een enkel stapje te doen. Ook heeft niet zelden het teeder hersengestel van een kind, door eenen val op het hoofd, veel geleden: wat zeg ik? in mijne jeugd kende ik een kind, dat, omtrent één en een half jaar oud zijnde, met het achterhoofd op eenen dorpel viel, waardoor het gehoor zoo vreesselijk werd beleedigd, dat het kind volstrekt doof is gebleven, en dus ook het vermogen om te spreken miste. Slechts de weinige klanken die het stamelend vóór dien val kon uitbrengen, waren, in lateren tijd, door het geheugen bewaard gebleven, maar ook niets meer. Is het dan wel te verwonderen, dat moederlijke zorg valhoeden uitdacht? Deze toch beschutten het hoofd, wanneer het kind valt, voor alle zware kwetsingen en beleedigingen. Waarom de valhoeden hedendaags bij aanzienlijke lieden minder in gebruik zijn, dan voorheen, weet ik niet; maar ik weet toch dat een lief, blank, mollig en van gezondheid blozend kindje, met eenen zwarten fluweelen valhoed, waar van onder het, met door vreugd glinsterende oogjes, rondkijkt, een bevallig schepseltje is; en dat het, door dien hoed, bij menigen zwaren val, voor ongelukken wordt beveiligd. O, gij, lieve Jeugd! die de eerste kindschheid zijt ontwassen! elk oogenblik staat gij bloot om te vallen, niet gelijk het teedere kind, dat nog wankelend voortgaat, en door zijnen val slechts ligchamelijke pijn te duchten heeft: neen, gij staat telkens bloot om, door onbedachtzaamheid, op den weg der deugd te vallen. Alleen waakzaamheid over uw hart en uwe begeerten, kan u tegen zulk eenen val behoeden. |
|