Liederen voor het vaderland(1792)–Bernardus Bosch, Petronella Moens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] Moederlijke wiegzang. Wijze: Een tuinman droef te moede. Ja, vleiend Hartediefjen! Gij reikt me uw armpjens toe; 'k Versta de onnoosle klagtjens, En liefbetraande lachjens; Gij zijt uw wiegjen moê. (bis.) Maar, vriendlijk-bloozende Engel! Uw moeder hijgt naar rust; En vader, die u streelde, Toen ge aan mijn' boezem speelde, Hadt u in slaap gekuscht. [pagina 46] [p. 46] Wat stoort uw zorgloos slaapjen? Mijn speelziek kindjen vleit, Om op mijn' schoot te dartlen, Zich lachend moê te spartlen; - Dit is 't, waarom gij schreit. Gij staart met pinkende oogjens Het kwijnend nagtlicht aan; Och! slaap, mijn bloozend wichtjen: Dat oogbekoorend lichtjen Moet achter 't schermtjen staan. 'k Geef, knielend bij uw wiegjen, U nog een' lekkren zoen; Kom, 't slaapjen doet u groeien, 't Zal, in zijn zachte boeien, Uw kragt ontwikklen doen. Uw blank - uw poeslig handjen Streelt mij de vreugd in 't hart; ô Lieve God! uw goedheid Schenkt mij de reinste zoetheid, Na bange boezemsmart. [pagina 47] [p. 47] Gij blijft mijn kind bewaaken; Mijn God! het draagt uw beeld, Uw beeld - dat in zijn lonkjens, Met zuivre liefdevonkjens, Zo zielverteedrend speelt. Dit lachend bloessemknopjen Ontluikt, zo vrij als blij, Het waassem', tot belooning, Nog eens den besten honig Voor Neêrlands maatschappij. Mijn bloeiend Lenteroosjen! Ontluikt in vrijheids beemd; 't Spreide onvervalschte kleuren En offer liefdegeuren, Van wraak en list vervreemd. De hoop ontvlamt mijn zangdrift; Maar zacht ... mijn wichtjen rust. Ja, Liefling! slaap een beetjen, Maar, eer ik 't wiegekleedjen Nog sluit, eens zacht gekuscht. Vorige Volgende