Letter-kransje voor lieve en brave kinderen
(1806)–Petronella Moens– Auteursrechtvrij
[pagina 101]
| |
[pagina 102]
| |
Ik kreeg een tros van Tante,
Nooit zag ik schooner druiven,
Zoo saprijk, zoo doorschijnend;
Ik proefde, o welk een smaak!
Zoo geurig, zoo verfrisschend,
Maar dacht aan de arme kinders
Van Krijn; hen te verkwikken
Geeft eindloos meêr vermaak.
Zoo dacht ik, en ik snelde,
Nu zonder meêr te proeven,
Naar de arme zieke kinders.
Hoe lagchten zij mij aan
Ach, vreugd blonk in hun oogjes,
Hoe koel, hoe frisch, hoe streelend
Was in hun smachtend mondje
Niet elke druif; ik weende.
| |
[pagina 103]
| |
U dank ik God! mijn Schepper!
Uw liefde schonk mij ouders,
Die mij het weldoen leerden,
U dank ik, menschen-vriend!
Volmaakte Jezus! 'k dank u,
Gij, leerde aan mijne ouders,
Dat armen te vertroosten
Uw broeder-min verdient.
De dag is niet verloren
Al zinkt hij ginds in 't westen,
't Is waar, 'k heb al mijn pligten
Niet naar mijn' wensch betracht;
Maar Jezus! dat berouwt mij,
Ik bid u om vergeving,
'k Vertrouw mij aan uw liefde
Bij 't naadren van den nacht.
|
|