stige omstandigheden des tijds, die op den boekhandel, ja zelfs op den algemeenen leeslust zulk een' treurigen invloed uitoefenen) een tweede geschrift van denzelfden aard als het vorige, onder den naam van Dagboek, (of zoo men wil het tweede deel daarvan,) mijne zusterlijke Landgenooten op nieuw aan te bieden. Even als in het vorige werk, gaven verschillende dagen mij aanleiding, om, nu eens het gevoel van mijn hart (het zij bij een' terugblik op het verledene, of bij een ernstig nadenken over hetgeen mij omringde) uit te storten, dan eens door een verdicht of op waarheid gegrond verhaal de geestverheffende schoonheid der deugd, en het onwankelbaar geluk, dat zij in alle omstandigheden des levens aanbiedt, te doen opmerken, in tegenoverstelling van den afkeer, dien de ondeugd het onvervalschte gevoel van den mensch inboezemt, en de wrange vruchten, die zij op haar schijnbaar bloemrijk pad doet inoogsten. Mijne zusterlijke vriendinnen, vinden in dit boek, even gelijk in het vorige, den vrijen loop mijner gedachten (over onderscheidene onderwerpen, uitgedrukt), juist zoo, als die door de stemming van mijn gemoed op de verschillende dagen, die ik ter vervaardiging van dit boek uitkoos, werd bestuurd. Doch welk verschil zij ook in onderwerpen of wijze van voordragt mogen aantreffen, liefde voor mijne natuurgenooten, onbegrensde zucht om hun waarachtig belang te