Den eerelycken pluck-voghel(1677)–Livinus van der Minnen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Tot de quacy Tonghen, EEn stroyen Edel man wou op een deel Jongh-vrouwen 't Vergif, en boos fenyn van syn quaey Tongh uyt-spouwen, Ick wedd' seyd' die quaey Tongh, en houd' dat voor ghewis, Dat onder heel den hoop niet een reyn Maeght en is: Daer op heeft hem een Maeght voor Antwoordt dit ghegheven, Me-Joncker uw' Rapier dat is noch Maeght ghebleven; Den Joncker wirdt beschaemt, en sagh op syn Gheweir, Het simpel Duyfken vongh den loosen Speireweir. Vorige Volgende