Huwelijks-zegen, aan d'eerwaarde bruidegom Adrianus vander Singel, en de deugdlievende bruit Elisabeth vander Mijn
(1730)–Isaac van der Mijn– AuteursrechtvrijBeiden in den egt bevestigt binne Leiden, den XXIX. van louwmaant, MDCCXXX
[Folio B3v]
| |
Herders-kout of Samenspraak, Tusschen Philander en Damon, over het Huwelyk van den Deugdryken Jongman Adrianus vander Singel, en de Eerbaare Jonge Dogter Elisabeth vander Mijn.
| |
[Folio B4r]
| |
Alwaar men Somers-daags in Speele-vaaren gaat,
Ziet men nu overal dat het Bevroozen staat.
Dus dunkt het my dan vreemt! maar 'k zie het aan u wezen,
Als dat 'er is een vreucht, uyt u gezigt te leezen.
DAMON.
't Is waar ik ben verheugt, is u dan niet bekent
Wat dat 'er zal geschien! ik was van u gewent
Als gy maar nieuws vernam, dat kwam ik dan ter ooren;
Wilt gy dan luist'ren toe, ik zal 't u laaten hooren.
Weet gy niet in u Buurt, dat Dorilas daar vrydt,
By Silvia?
PHILANDER.
ô Neen!
DAMON.
Jaa al een ruymen tijdt:
Met Hart, met Ziel, en Zin, zoo kwam hy haar beminnen
Met deugden wel begaaft, zoo stal hy haare zinnen:
Maar Cupid' nam zijn Boog, aanziende zyne smert,
Die schoot een Minne-pijl, zijn Silvia in 't hert;
Daar lag zy doen gewont! van haar bestorve lippen,
Kwam doen het zoete woort, dat zoete Jaawoort glippen;
Maar Dorilas verheugt, gaat met haar t'Ondertrouw,
En Silvia zijn lief, wiert Bruyt, is nu zijn Vrouw.
| |
[Folio B4v]
| |
PHILANDER.
Dan is het pligtiglijk, dat wy dit Paar vereeren
Met eenen Zeegen-wensch.
DAMON.
d'Algeevenaar vermeeren
Haar beyder weder-min, gestaadig in den Trouw;
Als Abraham, en ook, als Zarah zyne Vrouw.
PHILANDER.
En DAMON ziet ik wensch wat haar mag overkoomen,
Van eenig ongeluk, zy niet en moeten schoomen:
Maar houden 't Deugdenspoor van Godtsvrugt in haar hant;
Zoo zal geen Ga naar voetnoot† Wrevel Dier, aan haar doen tegenstant.
Godt wil aan haar te zaam, dan ook zyn Zeegen deelen,
Dat zy mag Vrugtbaar zyn, en veele Spruyten teelen.
Wanneer zy afgeleeft, en 't scheiden koomen zal,
Haar Godt opvoeren wil, by 't Zalig Eng'len-tal:
En door Godts Zoon geleidt, zijn Geest haar daar zal bringen,
En daar voor Eeuwig mag, het Haleluja zingen.
J. vander Meer
|
|