Op 'e literaire toer
(1973)–Hessel Miedema– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 175]
| |
Brief | |
[pagina 177]
| |
Hulshorst, 20 juli 1965
Beste Theo,
Je zult met hollands genoegen moeten nemen, want ik denk nog wel steeds in de tongval maar idiomatisch gaat dat alleen nog maar raszuiver op het niveau fan ‘bytsje knap waer is’ en ‘wol 't hwat bite’ en voor de rest heb ik mijn Lyts Frysk Wirdboek niet bij me (beken maar dat 't jullie geen ros beter afgaat, tenzij met je schedel vol clichévoorraad, mar ik vertik het verder). Bovendien zou ik helemaal niet op Quatrebras 9:5 hebben gereageerd als jullie niet mijn verhaaltje ‘al wer in tafaller’, na het letterlijk jarenlang in portefeuille te hebben gehouden, alsnog hadden geplaatst, waarmee gesuggereerd is dat ik nog steeds mee doe en dat is niet het geval zoals je weet. Tijdens (een van) onze laatste telefoongesprekken kwam mijn laatste Frysk-literaire manifestatie ter sprake, een korte radiolezing voor de RONO op 9 september 1964, waarvan ik jullie als redactie een exemplaar stuurde. Je stelde meen ik voor het in z'n geheel en zonder commentaar in Quatrebras op te nemen, wat ik onzin vond omdat het tenslotte al door de uitzending gepubliceerd was - eveneens zonder commentaar. Ik heb je toen als ik me niet vergis voorgesteld dat jullie het verkort zouden opnemen met commentaar en herinner me dat ik daarop repliek heb toegezegd. (De stellingen van mijn RONO-lezing waren: dat de Friestalige literatuur te allen tijde een enigszins verlate afspiegeling is geweest van wat elders gaande was (geweest); dat de Fryske litteratuer daarom als een regionale/provinciale gezien moet worden die zich sinds de ac- | |
[pagina 178]
| |
tiviteit van de Fryske Biweging bovendien door bewust achterblijven distancieert van het/de nagevolgde literaire centrum/centra; en dat het Fries dus ook in dat opzicht meer een dialect dan een taal is te noemen (dit laatste stelde ik toen aarzelend; bij dezen bevestig ik het). Misschien is een dergelijke negatieve stellingenreeks eerder voorgekomen in de uitgebreide Fryske essayistyske literatuur maar dan in ieder geval niet in Quatrebras - dat was dus niet de reden om er niet over te beginnen. Voor mij is deze opvatting voorlopig nogal het einde: ik ben opgehouden met mijn Frysk literaire activiteiten. Goed, jullie keutelen nog altijd door, jullie hebben daar langer gewoond en het zegt jullie allemaal meer, misschien lusten jullie zelfs die kleffe koek die ze daar in enorme hoeveelheden bij de koffie vreten, en ik ben bereid daar veel belang aan te hechten; maar dat neemt niet weg dat er aan mijn abdicatie een zeker theoretisch patroon ten grondslag ligt dat ook voor jullie niet zonder belang kan zijn.) Van alle andere Friese periodieken had ik geen enkele adequate reactie verwacht: ik begrijp dat het onderwerp te penibel is en de gemoederen te licht ontvlambaar om discussie op enig niveau toe te laten. Van Quatrebras had ik meer gehoopt, temeer omdat er althans in mijn tijd naar gestreefd werd (en niet altijd zonder succes) om elk spoor van provincialisme uit het blad te weren. (Hetgeen overigens tot gevolg had dat er in die jaren vrijwel geen Essayistyske bijdragen voorkomen. Laat ik maar niet zeggen dat het allemaal geen peil heeft wat er in het Frysk van privé-opvattinkjes aanelkaar wordt gebrejen en allemaal zo graag Essay heet; we vonden in ieder geval dat het geen peil had en we wisten niemand aan wie we een opdracht zouden toevertrouwen. Met ingang van jaargang 9 staan jullie trouwens | |
[pagina 179]
| |
prompt weer vol met de meest ietepietige prietpraat dus zoveel hoop had ik ook weer niet hoeven te hebben. Maar goed daar gaat ie weer. Denk maar niet dat ik mijn abonnement op zal zeggen of bepaalde gewraakte nummers terug zal sturen want ik ben veel te zuinig op m'n complete serie.) In de inhoudsopgave van Quatrebras 9:5 (juli 1965) vinden wij de trotse vermelding van liefst twee Essays tegen slechts drie bladzijden met gedichtjes, voorwaar een ‘streksum miel’ (blz. 20.) (Nu begrijp ik waarom ik het straks over die koek moest hebben (herinner je de namen: âld wiif en keallepoat en zo): die is ook zo vervloekt streksum, de meest opvallende eigenschap is dat ze zo ongerezen is (klef, het komt niet van de grond). Het zal wel weer een nationale karaktertrek zijn.) Een van de twee is van Lambert Mulder, die zo langzamerhand terecht van ús eigen quatrebras kan spreken. Hij haast zich ons mee te delen dat hij Fryslân vooral geen ûnbitsjuttend rângebiet genoemd wil hebben: dat zou alleen een bûtensteander zo kunnen toelijken (ik laat aanhalingstekens weg hoor, je ziet zo wel wat Frysk is en wat van mij). Hij wil trouwens helemaal niets met deze linke soep te schaften hebben en haast zich andermaal (gezien het gebrek aan samenhang in de tweede alinea zou je bijna zeggen: hij brekt de poaten), nu om over te springen op de foaroansteande kultuermannen. Vol eerbied bespreekt hij de pommeranten, de foarfjochters fan de Fryske kultuer in hun kultureel klimaet. (Je mag Lambert, je bent onbetwist zelf een van hen) (Ja hoor, hij heeft dat allemaal ironisch bedoeld, dat had ik al lang zelf gezien, ik dacht nog hij bedoelt dat vast allemaal ironisch, ik ken hem toch? Maar wat bedoelt hij dan eigenlijk?) Wel is ook hem opgevallen dat het tige eigensoartich ka- | |
[pagina 180]
| |
rakter van de Fryske kultuer bestaat in het retrospektive aerd in kombinatie met de ôfwizende ynstelling t.o.v. de eigentydske kultuer. Maar nu breekt de puist toch door: Een kleine doorsijpeling van enige modeverschijnselen uit Holland, een kleine verschuiving in de richting waarin zich de huidige literatuur in de randstad aan het bewegen is, een kleine injectie met de dekadinte produkten út de hollânske rânstêd (ja hoor, ironisch bedoeld), kortom een van die onvermijdelijke bijverschijnselen, door mij voor de RONO genoemd, zoals die al sinds 1954 in Quatrebras - God hebbe onze zielen - te bespeuren zijn, worden door Mulder uitgeroepen tot een klimaetsforoaring die it folwoechsen wurde(n) fan de fryske literatuer zal betekenen (bedoelt ie dat dan ook ironisch?) De impliciete moraal is duidelijk: we hebben alle reden om rustig op de zelfde voet door te gaan. En dat was tenslotte het q.e.d.
Waarde Theo. Ik verwacht niet dat iemand van jullie het eens is met mijn voor de RONO uitgesproken ideeën. Het zou het definitieve einde van Quatrebras betekenen. (Denk nou ook weer niet dat ik daar rouwig om zou zijn. Ik heb ook al zo de pest aan die laatste formaatswijziging van jullie, midden in een jaargang.) Maar ik zie toch met enige ontzetting hoe jullie de discussie negeren en doorgaan met het publiceren van oubollige stukjes in de gebruikelijke trant. Enfin, gefeliciteerd eigenlijk ook, het heet daar folwoechsenens, deze onverstoorbaarheid. Ik heb in Quatrebras 8:3 (sept.-okt. 1962) dezelfde mentaliteit gesignaleerd die toen leidde tot het lijvige boekwerk Kultureel Perspektyf: een soort lakse lulligheid die onder het mom van objectiviteit oogluikend (dan wel knipogend) de infiltratie van allerlei onzindelijke en half-kwaadaardige frysksinnigens toelaat. Dezelfde onzindelijkheid vond ik terug in een stukje dat ene | |
[pagina 181]
| |
Sherre Arden (natuurlijk ben ik de naam ook al weer in jullie pagina's tegengekomen) schreef in het blaadje Ratio (godbetert) (eerste jaargang nr. 10, okt.-nov. 1964, blz. 6) en waarin hij mijn gedichten misbruikt om voor het instellen van een ministerie voor Friese zaken te pleiten waarbij hij steeds schermt met de rare quasi-insidersterm ‘Nij-Frysk’ (whatever hij daar in jezusnaam mee bedoelt). Begrijp me goed hoor, de laksheid zal bij de meerderheid wel groter zijn dan de kwaadaardigheid, maar je hebt je als redacteur dan toch maar weer lelijk geëncanailleerd. Voor mij is Quatrebras altijd wel een fijn blaadje geweest, zonder remmingen en troebelheden, subsidies en weet ik veel. Maar juist dat kost de meeste inspanning en bezorgt je de meeste weerstand. Weet je wat het ook is jongen, die hele Quatrebras-generatie van studenten in Amsterdam is toch uitgestorven, definitief Amsterdammer geworden of pommerant in de provincie, en steeds aangevuld met jongens die niet echt de provincie uit zijn geweest, dat red je toch nooit? Nou jullie doen maar. Ga maar fuseren met Asyl. Maar noem mij niet meer.
Groeten van
Hessel Miedema |
|