De Vlaamsche vertelselschat. Deel 3
(1929)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend
[pagina 144]
| |
CCXXXX. De jood en de christen.aant.Een Jode en een Christen, als twee goede vrienden, stonden te klappen aan den boord van eenen put. Al met eens deed de Jode eenen valschen stap en tuimelde omleege in de diepte. Bij duizend gelukken deed hij hem geen zeer, om reden dat de put niet overdiepe was en dat hij drie of vier voeten hooge van water stond om den val te verzachten. De Christen liep seffens een leere halen om hem daar uit te helpen. Maar als hij nu alles gereed miek om ze leege te laten, riep Moyses' kind hem toe: - Spaar u die moeite; 't is vandage Sabbatdag en onze wet verbiedt van langs leeren te klimmen. En geheel den nacht bleef hij daar tot den halven zijn lijf in het water staan. 's Anderen daags 's morgens liep zijn gezel er haastig naar toe, om te vernemen hoeveel deugd dat frisch nachtbad hem gedaan had. - De leere, riep hem de Jode toe, van zoo haast hij hem hoorde opkomen, in Abraham's name, zet rap de leere! - Jezus spare mij daarvan, antwoordde de Christen, 't is vandage Zondag en slavelijke werken zijn verboden! |
|