Verzen(1894)–Victor de Meyere– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] ['k Gedenk hoe 'k jaren heb alleen gestaan] 'k Gedenk hoe 'k jaren heb alleen gestaan, met enkel 't hoopbeeld van mijn jeugdig leven, dat altoos mij omdoomde, in zegnend beven, maar nimmer mij ontvoerde af de aardebaan. En elke dag, met bleeken droom omhuld, liep ik, door 't vliedend vluchten van de nachten, den dagraad tegen, dien, met gloeiend zachten wêerschijn, reeds 't ruislend oosten had verguld. Nooit daagde 't Heil, dat de avondschemering mij droomen deed, in zijn oneindgen kring van gouden, wijdsch-gebouwde tempelbogen. Snakkend naar 't Ware stond ik gansch alleen, zoo jaar op jaar. De nachten gingen heên en 's morgens voelde ik dieper weêr de Logen. Vorige Volgende