Multatuli. Leven en werk van Eduard Douwes Dekker
(2002)–Dik van der Meulen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 779]
| |
de regelen, voorkomende in uw geacht blad van 19 dezer, voor zoo ver daarin wordt aangeduid de onwaarde van zekere soort van specialiteiten, of liever van zulke specialiteiten als elkander gedurig vice versa vernietigen, nagenoeg als ongelijke teekens in eene algebraische optelling... Ik geloof, dat gij de in een vorig nommer geplaatste aanbeveling van den Heer Heemskerk tot afgevaardigde, niet beter had kunnen aanvullen dan door aldus met een paar pennestreken te doen in het oog vallen, hoe weinig tot nog toe half- of volbloed Indische afgevaardigden tot heil van Indie hebben uitgewerkt. Als ik de eer had kiezer te wezen, zou ik stemmen voor uwen kandidaat, want ook ik geloof de voorkeur te moeten geven aan eene volslagene Nederlandsche capaciteit boven al die halfslagtige indische eigenaardigheden. Uw artikel bevat evenwel meer dan dat. Ik ben zoo vrij tusschen de regels te lezen, dat gij mijne denkbeelden wenscht ontwikkeld te zien: over de soort van Indische specialiteiten die naar mijne meening in de Kamers eene plaats zouden kunnen innemen op minder inefficace wijze. Als ik mij mag vergunnen dien vingerwenk aldus op te vatten, heb ik den eer u te verzekeren, dat ik daaraan gaarne en wel binnen zeer weinige dagen gevolg zal geven. Ik doe dit echter liefst in eene kleine brochure, eensdeels om niet misbruik te maken van uwe welwillendheid en voorts omdat ik niet kan schrijven met het denkbeeld, dat mijn geschrijf vóór de plaatsing iemands goedkeuring behoeft, al ware het ook de uwe, waarop ik prijs stel. En onbescheiden zou het wezen daarvoor een plaatsje te vragen, zonder die goedkeuring. Het is daarom dat ik u voorstel deze regelen op te nemen als eene aankondiging van mijn: Antwoord aan de Redactie van het Algemeen Handelsblad, op de vraag: Welke eigenschappen worden er vereischt in eene Indische specialiteit om als volksvertegenwoordiger minder onnut te wezen, dan tot nog toe vaak het geval was? eduard douwes dekker, op verzoek eervol ontslagen Adsistent-Resident
(Zonder te kunnen toegeven, dat wij door de aankondiging van den brief van den Heer Douwes Dekker aan de kiezers van Amsterdam hem hebben willen aansporen, om zijne denkbeelden over Indische specialiteiten nader te ontwikkelen, gelooven wij echter dat zoodanige arbeid alleszins nuttig kan zijn. red.) | |
[pagina 780]
| |
Multatuli aan J.W. Tydeman, 15 juli 1860. Met bewaard gebleven envelop, geadresseerd aan WelEdelgestrenge Heer den Heer Mr J.W. Tydeman, advocaat. [...] Met poststempel Bruxelles, 16.7.60. (Welwillend beschikbaar gesteld door mevrouw Joke Wagenaar te Nijmegen.Ga naar eind1)WelEdelgestrenge Heer!
Ik ben zoo vrij Uwedele hier nevens in dank terug aantebieden de vijftig gulden die Uwedele de goedheid had voor eenige dagen aan mijne vrouw te adresseren. Het schrijven van dit briefje kost mij moeite. Ik weet waarlijk niet hoe ik de dankbaarheid die mij bezielt zal overeenbrengen met een gevoel van verdriet over den naar ik geloof onjuiste opvatting van mijn karakter. Ik ben doodarm, ik heb hulp noodig, ik stel Uwe hulp op hoogen prijs, ik verzoek U zelfs dringend mij die niet te onthouden, - en toch, toch - zie, ik heb andere hulp noodig. Ik ben onverwachts uit Amsterdam vertrokken, omdat mijne vrouw de koorts had. Ze is nu wel, en ik hoop gaauw weder naar Holland te komen. In dat geval zal ik mij de eer geven Uwedele een bezoek te brengen om mij verder mondeling aantebevelen in Uwe welwillendheid. Intusschen heb ik de eer met de meeste hoogachting te zijn
WelEdgestrenge Heer UwedelgestrDienstwillige Dienaar Douwes Dekker
Laeken 15/7/60 | |
Multatuli aan De Geyter, 10 maart 1867. Afschrift in onbekende hand, gewaarmerkt door De Geyter. Multatuli Museum. Oorspronkelijk bovenschrift: ‘Weledele Heer’. Doorgestreept en gevolgd door ‘hm! hm!’Beste De Geyter! Ik heb uwen brief van 6 dezer, en ook het stuk. Ik sta eene verkoudheid door die my waarlyk belet goed te denken. Ik snuit, hoest, nies by elk woord dat ik lees of schryf. En ik voel er koortsachtig van. Daarom kreegt ge niet eer een antwoord en daarom ook is dit nog geen antwoord. Als myn plaag voorby is zal ik helder van geest zyn, hoop ik. Nu zie ik scheef. Ik vraag vandaag alleen dat ge myn zwygen niet toeschryft aan onverschilligheid of lauwheid. | |
[pagina 781]
| |
Groet uwe lieve vrouw en de familie Breuer en Mösley. Wanneer het tepas komt kunt gy zeggen dat ik de afspraak met de libres penseurs niet vergeet. Ik hoop niets te vergeten van wat ik in Antwerpen ondervond. Dag beste kerel, allerhartelykst gegroet. | |
Multatuli aan J.J. Rochussen, 12 maart 1868. ARA, Den Haag. Collectie Van Zuylen van Nijevelt. Archiefnr. 2.21.180, inv. nr. 102.s'Hage 12 Maart 1868 Aan Z. Excellentie den Heer J.J. Rochussen Minister van Staat etc.
Excellentie!
Zoude ik zoo vry mogen zyn Uwe Excell. te vragen, of er nog eenige mogelykheid bestaat om myn doel te bereiken? Ik zoude liever geduldig wachten tot het Uwer Excellentie schikte my iets te doen weten, maar ik zit op hooge kosten (voor myn doen) en ik kan niets anders aanvangen voor ik weet of de Regering my terugstoot. Jammer zou het wezen! Dat men, hoe eer hoe liever een nieuwen breuk provoceere, en my in staat stelle my convenable te bewegen, dan zal ik het Volk in beweging brengen, en zorg dragen voor eene andere Kamer. Het kàn! Eene derde ontbinding is noodig, om de tweede te justificeeren. Indien het Ministerie thans aftreedt, zoude het erkennen dat de vorige standvastigheid geen rationelen grond had. Ik had zoo gehoopt, dat Uwe Excell. my, na myn brief van maandag en het billet van Dinsdag, zoude hebben laten roepen! Ieder dien ik spreek, erkent dat er een nieuwe leus noodig is. Ook de liberalen stemmen toe, dat hunne praatjes versleten zyn, en dat ook zy niets zouden bereiken zonder iets nieuws. Mag men hun nu den triumf gunnen dat nieuwe gevonden en geëxploiteerd te hebben? Het zoude handig zyn, hen voortekomen. Na beleefde groete heb ik de eer met hoogachting en dankbaarheid te zyn, Uwer Excellentie's dienstwillige dienaar DouwesDekker Dat ik beide nevensgaande billetten niet eerder terug aanbood, was omdat ik gedurig hoopte ontboden te worden. Ik heb er natuurlyk geen afschrift van; doch zoude toch nooit iets publiceren | |
[pagina 782]
| |
wat Uwer Excellentie, ook maar uit de verte, onaangenaam wezen konde. Ik zoude dat, na Uwe lieve welwillendheid, infaam vinden. Indien ik tot zoo iets instaat ware, had ik het proces met den heer v. L. kunnen winnen.Ga naar eind3 | |
Multatuli aan J.J. Rochussen, 23 maart 1868. ARA, Den Haag. Collectie Van Zuylen van Nijevelt. Archiefnr. 2.21.180, inv. nr. 102.s'Hage 23 Maart 1868
Aan zyne Excellentie den Heere J.J. Rochussen, Minister van Staat.
Excellentie!
U was gisteren onwel. Ook ik ben ziek van verkoudheid. Mag ik zoo vry zyn, Uwe Excell. nevensgaand afschrift aan te bieden van een briefje, dat ik heden aan den Heer Hasselman zend? Wil U het Tydschrift van N.I. eens inzien? Daarin zyn de liberalen, engelen, en 't behoud is: pis que pendre! Ik zal die heeren flink teregtwyzen, zoodra ik reden heb, om 't behoud onvoorwaardelyk te loven. De Havelaar zal in 't Parlement behandeld worden. Ik hoop te kunnen zorgen, dat er tegen dien tyd een hartig naschrift van my by is. En dan zal ik tegelyker tyd een zysprong doen op ander terrein. Ik zal zorgen dat het Engelsch Parlement wete, met welke wapens het liberalisme den Heer van Zuylen heeft aangetast. Het is van belang dat ik dankbaarheid voele voor dit ministerie. Want als men my by voortduring tobben laat, kàn ik geen partytrekken, en dan loopen de liberalen met de gestolen eer weg, dat alles beter wezen zou, als zy aan't bewind waren. Mag ik Uwe Excellentie verzoeken dit aan Graaf van Zuylen te doen opmerken? Spoedig myn herstel, dat ik terstond aan't werk kan gaan, dan zal dit ministerie hartig verdedigd worden in het Engelsch Parlement. Na zeer beleefde groete heb ik de eer te zyn, Uwer Excellentie's zeer hoogachtende en verplichte Dienaar DouwesDekker
Al moest dit ministerie aftreden (ik zeg: het behoeft niet) dan nog zou eene pos- | |
[pagina 783]
| |
thume verdediging in Engeland, niet zonder belang zijn, ook in verband met den te voorzienen val van 't nieuw bewind dat ons wacht. De zoogen. liberalen zullen zich niet kunnen staande houden, en dan kan men bij een nieuwen crisis, zich beroepen op wat er over het tegenwoordig bewind in het engelsch parlement zal gezegd zijn. Er is geen schooner machine de guerre dan mijne zaak. Het komt niet dikwijls voor dat belang en regt zoo hand en hand gaan. | |
Brief van Multatuli aan J.Ph.J.A. van Zuylen van Nijevelt, 26 maart 1868. ARA, Den Haag. Collectie Van Zuylen van Nijevelt. Archiefnr. 2.21.180, inv. nr. 102.sHage 26 Maart 1868
Aan Z.E. den Hooggeboren Heer Graaf van Zuylen
Hooggeboren Heer!
Mag ik, in verband met het gesprek dat U heden morgen de vriendelykheid had met my te voeren, zoo vry zyn UHooggeboren bygaand boekje aantebieden? Is daarin niet veel (byv. in het stukje dat aanvangt op blz 12) waarin opregtgeloof en opregt-ongeloof elkander ontmoeten? Ik verzoek UHooggeboren zich niet te ergeren aan de spelling, die ik geenszins geef voor goed, o neen! doch alleen als een bewys dat de schoolmeestery niet volstrekt onmisbaar is. Bovendien, na slechts een paar bladzyden te hebben gelezen, is men er aan gewoon, en het hindert niet meer. Hoe vereerend het my wezen zoude indien UHooggeboren myn anthologie niet al te onaandachtig geliefde te lezen - toch beken ik nog altyd de stille hoop te koesteren, dat de tyd daartoe U nog zeer langen tyd ontbreken moge. Na zeer beleefde groete heb ik de eer met de meeste hoogachting te zyn Hooggeboren Heer! Uw Hooggeboren Dienstwillige Dienaar
DouwesDekker
Ik had het boekje gaarne eerst laten inbinden, doch dat duurt my te lang.Ga naar eind5 |
|