Multatuli. Leven en werk van Eduard Douwes Dekker
(2002)–Dik van der Meulen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 775]
| |
De molenaar van Sans-Souci.
| |
[pagina 776]
| |
Na 't gedonder van den strijd;
hij, die 't land van zijne vad'ren
Hemelhoog heeft opgeregt
Groot als wijsgeer, groot als Koning
Maar als Christen bijster slecht;
Hij kreeg het in zijn hoofd een aangenaam verblijf
Te stichten waar - bevrijd van hoofschen dwang- zoo stijf! -
Hij - niet wou jagen gaan of drinken, visschen, rijden,
Of, als zoo menig vorst - een plantenleven leiden -
Maar gaan studeren in de menschelijke natuur. -
En, om met al dien ernst, wat kortswijl te mêleren
Soms met d'Argens, Voltaire en La Mettrie souperen.
Kortom het was van Frits eene echte Konings-kuur. -
In het lagchend oord, verkozen
Door den grooten kluizenaar
Woonde op zijn bemosten molen
Sans-Souci, de molenaar.
Onbekend met ramp en plagen
Ongemoeid door zorg en druk
Sleet hij hier gerust zijn dagen,
Smaakte hij zijn stil geluk.
Want... van welken kant de wind ook
Waaide op zijn molentin,
Hij verhaalde slechts zijn wieken
En sliep onbezorgd weer in. -
Door 't aloud bekend karakter
Van den stillen eigenaar
Nam de Molen ras den naam aan
Van den braven Molenaar.
En de schoone plaats in 'ronde
Lokte maagd en jongling uit,
Om bij Sans-Souci te dansen
Op de maat van veêl of fluit! -
Sans-Souci! - o die naam des kweeklings der Natuur
Klonk lieflijk in het oor van den verheven Koning.
Het strookte met zijn smaak als vriend van Epicuur -
| |
[pagina 777]
| |
En met den naam van zijn eenvoudigen gebuur
Vereerde Pruissens Vorst zijn landelijke woning! -
Helaas! Is 't hier op aarde ons dan ten wet gegeven,
Dat twee geburen steeds in onmin zouden leven?
Dat heete dorst naar meer, die 's naasten heil verwoest
Steeds Molenaars maar - meer nog - Vorsten kwellen moest?
Hier ging de Koning 't minst met zijn verstand te rade.
Hij sloeg met arendsblik des buurmans erfdeel gade
En, in de plannen op 't papier gereed gemaakt,
Was 't malend Sans-Souci geheel te niet geraakt.
Want - bleef die molen staan, weg was het Bellevue,
De gevel moest vermaakt en krom werd de avenue! -
Men riep den Molenaar bij 's Konings Intendant -
Een man van hoogen rang doch bitter min verstand! -
‘Gij moet dien Molen ons, naar 's Konings wil verkoopen!
Zeg mij dus kort en goed wat soms zulks zou beloopen?’
- ‘Wat som? Wel, niemedal: want ik verkoop hem niet!
Ik vraag u immers niet wat prijs gij daarvoor biedt!’
‘Gij moet! - is fraai gezegd! - Die Molen is mijn' woning
En hoort mij even goed als Pruissen aan den Koning!’
- ‘Kom, huisman! 't laatste woord! Bedenk eens wat verdriet...’
- ‘Gij wilt mijn laatste woord?... Welnu, gij krijgt hem niet!’ -
Dit antwoord wordt door Frits in zijn geheel vernomen.
Hij doet den Molenaar ten eerste bij zich komen.
Vermaant en dreigt en vleit - doch alles zonder baat!
‘Vraagt gij waarom ik dit mijn erfgoed niet verlaat -
't Is, Sire! wijl 't door vlijt mijn vader heeft verworven.
Dáár is ook de oude man in mijnen arm gestorven!
Dáár zag mijn eenigst kind het eerste levenslicht
Dat is daar mijn Potsdam! - Stijfhoofdig ben 'k welligt,
Maar zijt ge 't ook niet soms? - In 't kort, wat ge ook mogt geven,
Verwijdert van zijn erf kan Sans-Souci niet leven!
Ziedaar mijn laatste woord en Sire! ik blijf hierbij!’ -
Een Koning zet niet ligt zoo 'n antwoord aan een zij,
Ten minste Frits begon het bloed naar 't hoofd te stijgen.
‘Weet, dat ik zonder geld uw’ Molen wel kan krijgen!
‘'k Ben Meester!’ - ‘Van mijn huis?’ - hervat de Molenaar,
| |
[pagina 778]
| |
‘Ja - als er te Berlijn geen fiksche Regtbank waar!’ -
Nu kwam bij Frits 't gevoel voor 't goede weder boven
En 't denkbeeld dat men aan regtvaardigheid gelooven
En onder zijn bestuur daarop vertrouwen kon
Bewerkte dat hij ras zijn wrevel overwon
En tot zijn Hofstoet zeide: ‘Gij ziet het klaar, mijn Heeren!
Men moet een ander plan voor Sans-Souci formeren!
En - Buurman! houd u goed! uw antwoord staat mij aan!
Kon 't in een' Republiek wel immer beter gaan?’
Maar die zelfde Frits van Pruissen
Die een Molen hier ontziet,
Was in 't reg'len van zijn' daden
Altijd zoo omzigtig niet!
Laat het slechts die dag getuigen
Toen hij, buiten regt of wet! -
Om Silezië, - Europa
Heeft in vuur en vlam gezet.
Toen hij, dorstend naar laurieren,
En nog naauwlijks op den troon
Met het lot der Volk'ren speelde
Als een echte Vorstenzoon!
Ja - dat zijn zoo Vorstenspelen -
Spelen? - maar met vuur en zwaard!
Een Provincie wordt gestolen
En een Molen blijft gespaard! -
|
|